Op de foto de journaliste van de Maasstad bij het overhandigen van de petities aan de directeur van de Nieuwe Unie, Marja de Bruyn.
‘Buiten drinken we Hollandse koffie, binnen Indonesische koffie’ Onder deze titel schreef ze het volgende:
PENDRECHT – Het was zowel lachen als snikken geblazen bij de Pendrecht Monologen, toneel voor en door bewoners. In ‘De langverwachte terugkomst van July Bonafacia’ maakten Antilliaanse dames het publiek aan het lachen met anekdotes, in ‘Bestemming Nederland’ lieten Elly en Ruud Pesik het publiek een traantje wegpinken. Vooral indrukwekkend was wanneer Elly, ‘Maria’ in de hartverscheurende monoloog, soms zachtjes zong waarnaar ademloos werd geluisterd.
,,Die paarse gordijnen zijn net lakens. Die met die blauwe bloemen, daar moet je een rok van maken. En dat lichtblauwe gordijn hoort thuis in de badkamer. En vergeet niet: hang de was altijd netjes aan twee knijpers op. Toen ik naar Nederland kwam, was alles mooi en netjes. Mensen hadden een mooi strookje gordijn hangen en voor het raam stonden plantjes.” Irene vertelt haar verhaal als July Bonafacia. Temidden van een huiskamer voert zij een monoloog op. Links en rechts van haar zitten Mildiane en Diana een gordijn te naaien. Zo nu en dan barsten zij in schaterlachen uit en gebaren druk naar elkaar.
,,Altijd noemden ze me Julia. Mijn moeder was vroeg weduwe en elf jaar lang zat ik bij de nonnen. Na elf jaar stilte kwam ik buiten. Wat een drukte! Ach, het schijnt zo te zijn, dat als wij praten, we praten alsof iedereen om ons heen slechthorend is. Zowel binnen als buiten het klooster voelde ik mij niet thuis.”
July vertrok naar Nederland. ,,In Pendrecht woonden alleen blanken. De onderbuurvrouw kwam mij meteen de les lezen: of ik geen lawaai wou maken. De bovenburen las ik de les: ‘mijn vader kocht in 1949 een huis. En niet zo’n huis als dit, maar zoals in Hillegersberg’, zei ik.” Waarop het publiek even moet lachen.
,,Na vijftien jaar wilde mijn moeder dat ik terugkwam. Ze leefde nog tien jaar. Ik dacht: daarna ga ik terug naar Pendrecht, maar er kwam iets anders op mijn pad. En nee, geen man, zoals u zult denken. Deze zomer ben ik teruggekomen in Pendrecht. Ik dacht: July, je bent in een andere wereld terechtgekomen. Al die paarse en blauwe gordijnen”, zucht ze, waarmee haar monoloog ten einde is.
Elly en Ruud Pesik voeren hun monoloog op temidden van parasolletjes, rieten stoeltjes waarin poppen zitten en waaiers. Ze noemen zich Maria en Jozef. ,,In 1949 werd Indonesië onafhankelijk. Het ergste was dat je werd gemeten op de hoeveelheid Nederlands en Indisch bloed. Was het allebei voor de helft, dan mocht je je nationaliteit kiezen. Ik had teveel Indonesisch bloed, namelijk 75%, en kreeg de Nederlandse nationaliteit niet”, vertelt Jozef.
In een koude novembernacht kwamen ze in Nederland aan. ,,Ik kreeg een inburgeringscursus: hoe ik aardappelen moest schillen en afgieten. Ze lagen steeds in de gootsteen”, glimlacht Maria. ,,Toen we naar de officier van justitie gingen om een paspoort te halen, vroeg hij mij: ‘kun jij wel aardappelen schillen en ramen zemen?’ Gehuild heb ik, gehuild.” Jozef: ,,Hij zei tegen mij: ‘jij bent hier wel op mijn belastingcenten’.”
Van Utrecht verhuisden ze met hun vier kinderen naar Rotterdam. Jozef mocht hier van zijn baas een filiaal opzetten. Maria: ,,We liepen eerst langs de winkels in de Herkingenstraat. Het was rustig, een middenklassenbuurt. ‘Kijk, een schommel’, riep mijn dochtertje. Het huis bleek heel vies te zijn. Plots kwam mijn dochtertje terug: ‘ze roepen Pinda Chinees, ga terug naar je eigen land’. Ik zei: ga terug en noem ze kaaskop.”
Jozef: ,,We wilden emigreren naar Canada, maar dat kon niet met zijn allen. Ach, alles heeft zijn bestemming.” Maria: ,,We wonen inmiddels al veertig jaar in hetzelfde huisje in Pendrecht. Nu zegt iedereen: ‘wat hebben die Indonesiërs zich goed aangepast’. Aanpassing is een tweede natuur geworden. De ‘inslikgeneratie’ werden wij genoemd. Wij noemen ons Indo’s; In Nederland Door Omstandigheden.” Jozef: ,,Buiten drinken we Hollandse koffie, binnen Indonesische koffie. Maar ik moet gaan. Folders rondbrengen voor de buurtvereniging. Hoe ons verhaal eindigt, weet alleen God.”