De column over de Ziel van Pendrecht van Pieta Bot

Pieta Bot van BAF, de schrijfster van alle teksten van het Pendrecht Theater, volgde de zoektocht van Tjark Jansen naar de Ziel van Pendrecht. Zondag 27 maart sprak zij een column uit met haar bevindingen.
Column Pieta Bot

Toen Rieks me vroeg een maand mee te lopen op zoek naar de ziel van Pendrecht, en een column te schrijven en lezen over wat die ziel volgens mij is, dacht ik:
Als ik moet zoeken naar de Ziel van Pendrecht, wáár zoek ik dan naar?
Naar de ziel in filosofische betekenis? Naar de ziel in godsdienstige betekenis en welke van de 5 dan? Naar de ziel in wetenschappelijke betekenis, die dus niet bestaat?
Heb ik ooit weleens een ziel in een stad of wijk gevoeld, of juist het gebrek eraan?
Na mijn studie in Maastricht ging ik in Lelystad wonen. Als een ziel iets is dat met geschiedenis te maken heeft, iets dat eeuwenlang rondwaart, dan miste ik die in Lelystad. Na een jaar zocht ik snel weer een historische omgeving en ging in Delft wonen.
Maar is de historie van een plek ook de ziel daarvan?
En kun je die dan überhaupt vinden in een relatief jonge wijk als Pendrecht?
U begrijpt, de vraag van Rieks riep meer vragen op dan antwoorden.

Ik werd uitgenodigd mee te gaan naar verschillende kerk- en gebedsdiensten in de wijk.
Wat ik daar trof, was wat je misschien ‘gelijkgestemde zielen’ zou kunnen noemen.
Mensen die elkaar vinden in eenzelfde geloof. Daar herkende ik mijn beeld van Pendrecht uit de beginjaren. Mensen van eenzelfde zuil, die samenwoonden in hun deel van de wijk, het deel waar de corporatie van die zuil de woningen had. Hervormden, gereformeerden, katholieken en socialisten, die óók ergens in geloven: in een rechtvaardiger samenleving.
Zou dat dan de essentie van Pendrecht zijn? Mensen die niet op voorhand zuur of cynisch zijn, maar die ergens in geloven? In de goedheid van hun god, of in de goedheid van de mens?
U hoort, ik heb het al niet meer over ziel maar over essentie.

Heeft de socialistische Lotte Stam-Beese aan Pendrecht een ziel meegegeven of de fysieke vormgeving van een ideaal, waar mensen zelf leven in moeten blazen?
En dat leven dat mensen erin blazen, wat daaraan is dan kenmerkend voor Pendrecht?
Ik heb Rieks deze maand vaak de vraag horen stellen wat de ziel van Pendrecht is.
Het meest gehoorde antwoord was: de mensen die er wonen. Maar mensen wonen overal. Maken de mensen van Pendrecht een andere wijk dan die van Zuidwijk, of Ommoord? En wat is dan dat verschil?
Door mijn werk in verschillende wijken zie ik wel verschillen. In oude volkswijken ligt de eigenheid wat meer op straat. De niet-fysieke eigenheid van Pendrecht ligt, buiten opzoomeractiviteiten, misschien eerder achter deuren van huizen, van voorzieningen, van kerken, dan op straat.
Er wonen veel bijzondere mensen in Pendrecht, met bijzondere verhalen. Maar ze lopen daar niet mee te koop.
Mensen in Pendrecht kunnen heel kritisch zijn, maar blijven tegelijkertijd bijna altijd open staan. Mensen voelen zich soms onmachtig, maar sluiten zich niet snel op in verbittering. Dat is Pendrecht en daarom werk ik er graag.
Heeft dat iets met ziel te maken?

Voor mij persoonlijk is ziel altijd verbonden aan verlangen. Toen ik klein was ging ik iedere woensdag naar mijn grootouders van vaders kant. Altijd zongen zij dan hun lievelingspsalm, over hun ziel die verlangde naar God, zoals een hijgend hert dat ontkomen was aan de jacht, verlangde naar frisse waterstromen.
Het gelukzalige verlangen waarmee mijn grootouders dat lied zongen raakte bij mij een snaar, een verlangen naar verlangen, waarvan ik dacht: zal dat ziel zijn? Twee andere dagen in de week fietste ik met mijn grootvader van moeders kant door de polder. Ook hij zong een lied met een gelukzalig verlangen. Over oude vormen en gedachten die moesten sterven, het ontwaken van mensen die als slaaf waren geboren, over nieuwe krachten waarop de aarde zou steunen en vooral over de begeerte die hem had aangeraakt. Weer dat verlangen dat me raakte en dat ik verbond aan de ziel uit dat andere lied.

Wat zie ik aan verlangen in Pendrecht? Ik zien mensen die vooruit verlangen en mensen die teruguit verlangen. Of het nu het teruguit verlangen is naar de overzichtelijke jaren van het Pendrecht van weleer, of het teruguit verlangen naar de overzichtelijkheid van het geboortedorp, ergens ver weg. In dat teruguit verlangen zit het verdriet van Pendrecht. Dat verdriet is voelbaar, en dat raakt me, omdat het niet lijkt te evolueren in bitterheid of rancune. Het is eerder een onmachtig verdriet.
Er is ook een vooruit verlangen. Een geloof in de wijk. Tjark symboliseerde dat deze maand.
Er zijn veel bewoners die zich inzetten voor Pendrecht, op verschillende manieren.
Een aantal van hen noemt men held. Zij lachen ons vanaf hun affiches toe.
Maar achter die ene held staat bijna altijd een groep anderen, die niet op het affiche staat.
De rij individuen weerspiegelt de kracht van de diversiteit. Maar in de onzichtbare groepen schuilt de samenhang, de verbinding, de kracht van het gezamenlijke.
Stelt u zich een foto voor waar al die groepen samen opstaan. Al die verschillende, bijzondere, betrokken mensen, die samen leven blazen in de mooie wijk van Stam-Beese.
Overweldigend, maar wordt daar dan één ziel in geblazen? Natuurlijk niet.
Wat mensen gemeen hebben is het stukje aarde waar ze wonen, en dat Pendrecht heet. Wat veel Pendrechtenaren gemeen hebben is dat ze graag ergens bij horen. Bij gelijkgestemde zielen bijvoorbeeld, of bij mensen die zich in willen zetten voor eenzelfde doel. Wat veel mensen gemeen hebben is het verlangen naar de menselijke maat. Wat veel mensen gemeen hebben is het verlangen naar overwinning op de hufterigheid
Maar er is evenveel dat mensen onderscheidt. Dat was al zo in de jaren vijftig en zestig en dat is nog steeds zo.
En gelukkig maar. Niets is zo verstikkend als ingeperste eenheidsworst.
Het is een mooi gegeven om samen op zoek te gaan in een wijk. Maar zoektochten naar de ziel leiden niet zelden tot melancholie. Laten we dus maar blij zijn met de positieve krachten die er zijn. Met de betrokken bewoners. Met het geloof in de wijk, maar altijd met aandacht voor het verdriet.

Beste Tjark en Rieks, ik heb met jullie willen zoeken, deze maand, naar de ziel.
Maar nogmaals, dat suggereert een verbondenheid die er deels wel is en deels niet.
Binnen geloofsgemeenschappen zag ik een verbondenheid, maar de verbondenheid tussen geloofsgemeenschappen onderling is soms pijnlijk ver te zoeken.
Binnen sommige straten en pleinen is er een verbondenheid, maar als om de hoek groepen de nieuwbouw betrekken met onacceptabel gedrag, dan houdt een gevoel van verbondenheid bij de hoek op. De diversiteit is simpelweg ook te groot voor één ziel, één essentie, één gevoel van verbondenheid. En gelukkig maar.
Tot slot nog even Lotte Stam-Beese.
Lotte Stam Beese had meerdere idealen. Haar ‘licht, lucht en ruimte’ werkt nog steeds in de wijk. De lontjes lijken daardoor minder kort dan in donkere, dichtbebouwde wijken.
Dat is Pendrecht.
Of haar ideaal van een hechte gemeenschap, die van wieg tot graf rond een gezamenlijke buitenruimte woont, in deze tijd nog opgeld zou kunnen doen betwijfel ik. Daarvoor is de diversiteit en de mobiliteit te groot.
Ook dat is Pendrecht.
Als Stam-Beese in deze tijd had geleefd en gewerkt, had zij eigentijdse idealen gehad, die zij eigentijds had vormgegeven. En ze had daarbij heel wat bijzondere bewoners aan haar zij gevonden.
Als ik Pendrecht één ding toewens, is dat dus niet die ene ziel die er niet is.
Dan is dat, dat mensen van Lotte Stam-Beese verlangens, dromen en idealen blijven erven.
Eigentijdse idealen, als serum tegen een cynische tijdsgeest.
Want, zoals Brigite zegt aan het eind van Als ik god was: Het leven kan wel wat dromen gebruiken.