Eindadvies Team Deetman/Mans over aanpak Rotterdam-Zuid

En wat houdt die kwaliteitssprong in?
Op de foto Wim Deetman, Ahmed Aboutaleb en Piet Hein Donner met het eindadvies van het team Deetman/Mans met als titel

Kwaliteitssprong ZuiD

Eindadvies Team Deetman/Mans

Ontwikkeling vanuit kracht

Kwaliteitssprong Zuid:
ontwikkeling vanuit
kracht

Eindadvies van team Deetman/Mans over aanpak
Rotterdam-Zuid

Februari 2011

Inhoud

Aanleiding en opdracht 3
Waar komt Zuid vandaan? 4
Wat is er aan de hand op Zuid? 7
Wat zijn verbeterpunten in de huidige inzet op Zuid? 10
Wat is nodig om doorbraken te realiseren? 12

Aanleiding en
opdracht

In maart 2010 heeft toenmalig minister Van der Laan van
VROM/WWI de heren Deetman en Mans gevraagd om de
gemeente Rotterdam te adviseren over de aanpak van de
opgaven in Rotterdam-Zuid. Aanleiding voor dit verzoek
was het werkbezoek van de minister aan Rotterdam-Zuid
in november 2009. Tijdens het werkbezoek werd duidelijk
dat Rotterdam-Zuid te maken heeft met een diversiteit aan
vraagstukken en problemen waarvan de effecten vergelijkbaar
zijn met die in krimpregio’s. Op basis van hun ervaring
en deskundigheid op dit onderwerp is het team Deetman/
Mans voortvarend en intensief aan de slag gegaan. De opdracht
die zij meekregen, is als volgt geformuleerd:

“Maak een analyse van de bijzondere situatie op Zuid en de
aangrijpingspunten voor interventies en strategiebepaling.
Het gaat om een integraal onderzoek waarbij het uitgangspunt
is dat de problematiek wordt gekeerd door middel van
een samenhangende systeemaanpak.”

Daarbij zijn de volgende aangrijpingspunten benoemd:

•
De imperfecte woningmarkt
•
Het gebrek aan waardecreatie op de woningmarkt
•
De sociaal-economische situatie
•
De verbinding tussen de aanpak in de wijken, de VIPprojecten1
en de Zuidtangent
In de afgelopen maanden heeft het team – met intensieve
ondersteuning door adviseurs van Lysias Advies – een analyse
gemaakt van de situatie op Zuid. Er is een veelheid aan
documenten bestudeerd en er is een groot aantal (groeps)
gesprekken gevoerd met ongeveer 80 direct betrokkenen
binnen de gemeente Rotterdam, de deelgemeenten Charlois
en Feyenoord, woningcorporaties, scholen, zorgaanbieders,
maatschappelijke organisaties, ondernemers en bewoners
van Zuid.

Het team Deetman/Mans dankt alle gesprekspartners hartelijk
voor hun bereidwilligheid en openheid om hun ervaringen
en zorgen te delen. Uit alle gesprekken blijkt een grote
betrokkenheid en drive van mensen om de situatie op Zuid
te verbeteren. Het team spreekt de wens uit dat het voorliggende
advies een steun in de rug zal zijn voor iedereen die de
kansen op en van Zuid wil verzilveren.

Het voorliggende advies is opgebouwd langs de volgende
lijnen:

•
Waar komt Zuid vandaan?
•
Wat is er aan de hand op Zuid?
•
Wat zijn verbeterpunten in de huidige inzet op Zuid?
•
Wat is er nodig om doorbraken te realiseren?
De VIP-projecten op Zuid zijn: Stadshavens, Hart van Zuid (Ahoy/Zuidplein/
Pleinweg), Zorgboulevard en Stadionpark.

Waar komt Zuid
vandaan?

Het team Deetman/Mans plaatst de huidige situatie op Zuid
in de historische context. Kennis van de ontstaansgeschiedenis
van Zuid is van belang. De historie van Zuid heeft het DNA
van Zuid bepaald. Oplossingen voor de problematiek van Zuid
moeten uitgaan van dit DNA.

Het ontstaan van Rotterdam-Zuid is verbonden met de
ontwikkeling van de Rotterdamse haven eind 19e eeuw. De
ontwikkeling van economische bedrijvigheid die daarmee
gepaard ging, had een grote aanzuigende werking van arbeidskrachten.
In korte tijd werden in rap tempo woonwijken
met goedkope woningen gebouwd om de havenarbeiders te
huisvesten.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de haven als eerste
hersteld. Er was dringend behoefte aan woningen. Deze
werden gebouwd in de nieuwe – op zichzelf staande – tuinsteden
Pendrecht, Lombardijen, Zuidwijk en IJsselmonde.
De portieketage-woningen uit die tijd waren een aanzienlijke
verbetering ten opzichte van de bestaande huisvesting in het
centrum van Rotterdam.

In de jaren 60 en 70 kwamen goedkope arbeidskrachten uit
zuidelijke landen (gastarbeiders) in grote getale naar de
haven om het werk te doen dat de eigen bevolking niet meer
wilde. Deze werknemers vestigden zich massaal op Zuid.
Inmiddels is ongeveer 50% van de bewoners van de deelgemeenten
Feijenoord en Charlois van niet-westerse allochtone
afkomst.

Parallel aan deze ontwikkeling werden twee andere ontwikkelingen
zichtbaar. In de jaren 80 verschoven de havenactiviteiten
steeds verder westwaarts, waardoor de werkgelegenheid
in de havens voor Zuid afnam. De haven is al lang
niet meer de belangrijkste werkgever voor Zuid. De overheid
wees daarnaast in die periode verschillende gemeenten rond
Rotterdam aan als groeikernen, met aantrekkelijke huisvesting.
Dit was voor velen een ideaal alternatief voor het wonen
in de tuinsteden. De komst van de VINEX-wijken ten zuiden
van Rotterdam versterkte het proces van selectieve migratie.

Dat proces van selectieve migratie is nog steeds gaande.
De trend is dat bewoners van Zuid die het beter krijgen,
vertrekken naar aantrekkelijker woonmilieus rond
Rotterdam. Cijfers van het CBS over 2005 laten zien dat 66%
van de vestigers in de deelgemeenten Feijenoord, Charlois
en IJsselmonde een laag inkomen heeft en 34% een midden
of hoog inkomen. Van iedereen die uit deze deelgemeenten
vertrekt, heeft 57% een laag inkomen en 43% een midden of
hoog inkomen. Recentere cijfers in het rapport ‘Komen en
gaan, selectieve migratie in Rotterdam in 2009’ geven een
vergelijkbaar beeld.

De goedkope woningvoorraad heeft een aanzuigende
werking op kansarmen en mensen met een laag inkomen.
De laatste jaren vindt een groot aantal mensen uit Middenen
Oost-Europa (MOE-landers) de weg naar de particuliere
(matrassen)verhuur in een aantal wijken op Zuid.

Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de gewenste sociale
stijging van Zuid als geheel onvoldoende van de grond komt.
Hoewel vooralsnog sprake is van een bevolkingstoename op
Zuid, leidt de selectieve migratie tot effecten die vergelijkbaar
zijn met die in krimpregio’s als Parkstad Limburg en
Noordoost-Groningen.

5 5

Wat is er aan de hand
op Zuid?

De situatie op Zuid laat zich niet eenvoudig beschrijven. Op
verschillende terreinen is sprake van hardnekkige problemen
die zich al vele jaren voordoen in uiteenlopende mate van
intensiteit en uitingsvormen. In de aard is de problematiek
op Zuid niet uniek; zij doet zich ook voor in wijken in andere
(middel)grote steden. Toch is de situatie op Zuid bijzonder;
dit komt door de schaal waarop de problematiek zich voordoet
en de ernst van de situatie. Het gaat om een gebied
dat qua inwoneraantal vergelijkbaar is met een stad als
Eindhoven of Groningen. Daar komt bij dat Zuid zich kenmerkt
door een grote diversiteit aan wijken en buurten,
deels met hun eigen problematiek, waardoor het onrealistisch
en niet effectief is oplossingen alleen te zoeken op de
schaal van Zuid als geheel. Tot slot is sprake van een opeenstapeling
van vraagstukken die onderling samenhangen,
waardoor de problematiek verergert.

Zuid wordt – vooral buiten Zuid – veelal neergezet als een
probleemgebied. Niet de unieke samenstelling van de jonge
bevolking, de potenties, ambities en kansen staan centraal.
Lang is in het doordenken van wat er nodig is op Zuid de
spiegel van Noord voorgehouden. Daarmee werd onvoldoende
recht gedaan aan de specifieke situatie op Zuid. Het
team constateert dat in het denken over Rotterdam-Zuid in
de gemeente nu veel meer naar de specifieke situatie op Zuid
wordt gekeken, zonder direct te vergelijken met Noord. Dat is
een positieve ontwikkeling.

Uit de gesprekken die het team heeft gevoerd is een beeld
ontstaan van de problematiek die op hoofdlijnen als volgt
wordt omschreven:

‘… Zuid kent een omvangrijke stapeling van sociaal-economische
problemen in het zwakste deel van de woningmarkt in
Nederland. Deze stapeling van problemen is qua omvang en
intensiteit ongekend op Nederlandse schaal…’.

Wij duiden hieronder op hoofdlijnen de problematiek van
Zuid.

Zwakke sociaal-economische structuur

Sociale index

Zuid scoort al jaren onder het Rotterdams gemiddelde op de
sociale indices (die overigens al onder het landelijk gemiddelde
liggen). Op de sociale index scoren de deelgemeenten
Feijenoord en Charlois in 2010 een 5,2 en 5,1 tegenover een
5,8 voor Rotterdam gemiddeld. IJsselmonde scoort met een
5,8 op het Rotterdams gemiddelde.

De sociale index van de zeven wijken uit de Bijzondere Aanpak
Zuid2 (het middengebied op Zuid) liggen nog onder het
gemiddelde van de deelgemeenten. De sociale index in deze
wijken ontwikkelt zich de afgelopen drie jaar licht positief.

Laag inkomen

Het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden in
Rotterdam in 2007 is € 28.400. Tussen 2002 en 2007 is het
inkomen met 16% gestegen. Het besteedbaar inkomen per
huishouden ligt voor heel Zuid in 2007 ongeveer € 3.000
lager dan gemiddeld in Rotterdam. In een aantal wijken
op Zuid is het besteedbaar inkomen hoger dan gemiddeld
(IJsselmonde, Kop van Zuid en Kop van Zuid – Entrepot). In
Carnisse, Tarwewijk, Bloemhof en Feijenoord ligt het gemiddeld
besteedbaar inkomen ongeveer € 6.000 lager dan het
Rotterdams gemiddelde. In Feijenoord en Carnisse ligt de
procentuele inkomensgroei ver onder het Rotterdams gemiddelde.

Veiligheidsindex

De veiligheidsindex voor geheel Rotterdam laat sinds 2001
een positieve ontwikkeling zien. Dat geldt ook – maar in beduidend
mindere mate – voor de deelgemeenten IJsselmonde
en Charlois. In de deelgemeente Feijenoord is de veiligheidsindex
de afgelopen jaren licht afgenomen. De deelgemeente
IJsselmonde scoort op het Rotterdams gemiddelde (7,3); de
deelgemeente Charlois (5,8) en de deelgemeente Feijenoord
(5,9) scoren beduidend lager. Binnen deze twee deelgemeenten
scoren enkele wijken goed op de veiligheidsindex.
Een groot aantal wijken op Zuid zit echter ruim onder het
indexcijfer 6: Tarwewijk, Hillesluis, Zuidplein, Bloemhof,
Afrikaanderwijk, Pendrecht, Feijenoord en Carnisse, Deze
wijken behoren tot de 15 minst veilige wijken van Rotterdam.

2 Het betreft de wijken Bloemhof, Hillesluis, Afrikaanderwijk, Feijenoord,

Tarwewijk, Carnisse en Oud-Charlois. Deze zeven wijken (het zogenaamde

‘middengebied’ op Zuid) heeft het college van B&W gekozen als speerpunt

van beleid, vanwege de grote stapeling van problematiek.

Zorgwekkend is dat de veiligheidsindex in vijf van de zeven
wijken uit de Bijzondere Aanpak weer daalt.

Een aantal wijken heeft te maken met aanzienlijke overlast
door jongeren, mede als gevolg van activiteiten rondom
drugspanden. Het ontbreekt volgens vele betrokkenen verder
aan vroegsignalering en directe opvolging bij jongeren met
(gedrags)problemen; alleen als het echt fout gaat, komen
instanties in actie. Bijkomend effect is dat de leerprestaties
van andere leerlingen daaronder lijden. Mede door het grote
aantal verhuisbewegingen in een aantal wijken is sprake van
een zwakke sociale cohesie en beperkte verbondenheid met
de wijk. De problematiek achter de voordeur is groot, maar
onttrekt zich dikwijls aan het zicht.

Opleidingsniveau en toeleiding naar werk

Het opleidingsniveau van bewoners op Zuid is relatief laag.
Ongeveer 50% van de beroepsbevolking heeft een middelbare
of hogere opleiding, tegenover 62% gemiddeld in Rotterdam.
Het probleem van taalachterstanden – beginnend bij de
vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) en basisonderwijs,
en doorlopend naar voortgezet en beroepsonderwijs – blijft
onverminderd groot. Naar schatting 30% van de leerlingen op
Zuid na de basisschool heeft een taalachterstand. Ongeveer
20-25% van de jongeren op Zuid verlaat school zonder startkwalificatie.
Daarnaast kampt Zuid met (jeugd)werkloosheid
die aanzienlijk hoger is dan gemiddeld in Rotterdam: 44%
van de werklozen in Rotterdam woont op Zuid.

Taalachterstand bij jongeren is een belangrijke oorzaak van
het onderbenutten van talent. Taalachterstand leidt daarnaast
tot een hoog percentage schooluitval in het vervolgonderwijs.
Er is onvoldoende aandacht voor doorlopende
leerwegen met perspectief op werk, met name op het gebied
van middelbaar en hoger technisch onderwijs. Scholen zitten
eerder in een concurrentiemodel dan dat ze samenwerken
aan talentontwikkeling van jongeren. De verbinding tussen
de vraag vanuit het bedrijfsleven en het aanbod van onderwijs
is zwak. Daarnaast zijn ouders zeer beperkt betrokken
bij de school. School, thuis en de straat zijn drie gescheiden
werelden.

Arbeidsplaatsen

Het aantal arbeidsplaatsen op Zuid is relatief gering. 1/5 deel
van het aantal arbeidsplaatsen bevindt zich op Zuid (waar 1/3
deel van de Rotterdamse bevolking woont). In de afgelopen

15 jaar is het aantal arbeidsplaatsen in Rotterdam toegenomen
met 40.000. Daarvan heeft slechts 1/8 deel betrekking
op arbeidsplaatsen op Zuid. Het team constateert dat er
weinig zichtbare economie is in de wijken op Zuid. Verder zijn
de mogelijkheden om vanaf Zuid per openbaar vervoer (OV)
naar de economische kerngebieden rond Zuid te reizen onvoldoende
ontwikkeld. Vanuit Zuid zijn per OV en auto minder
banen bereikbaar binnen 30 minuten dan vanuit het noorden
van de stad. Dat maakt dat de kansen die de economische
ontwikkeling in de regio rond Zuid biedt, voor een groot deel
voorbij dreigen te gaan aan Zuid.

Fysiek zwak gebied

Zeer kwetsbare woningvoorraad

Er zijn aanzienlijke fysieke problemen op Zuid. Er is sprake
van een zeer omvangrijke, kwetsbare, gestapelde woningvoorraad
en de omvang en/of de kwaliteit van de buitenruimte
laat op veel plaatsen te wensen over. In verschillende wijken
wonen gezinnen in (te) kleine en verouderde woningen.
Met name de wijken Carnisse, Oud-Charlois en Tarwewijk
kenmerken zich door kleine, verouderde woningen met een
gemiddelde oppervlakte van minder dan 70 m2. Er zijn weinig
mogelijkheden om op Zuid ‘wooncarrière’ te maken.

Veel woningen kampen met (grootschalig) achterstallig onderhoud,
met name in gebieden met weinig corporatiebezit.
Particulieren zijn vaak nauwelijks financieel in staat en/of
bereid om te investeren in onderhoud en renovatie. Er zijn in
die wijken veel kleine, niet actieve VVE’s. Deze situatie doet
zich vooral voor in de Tarwewijk en in Carnisse, waar ongeveer
30% van de woningen particuliere verhuur betreft.

Waardecreatie

Het gebrek aan waardecreatie van woningen op Zuid is een
vaak genoemd probleem. Waardecreatie van woningen is
een belangrijke motor voor ontwikkeling van wijken. Een
van de graadmeters voor waardecreatie van woningen is de
WOZ-waarde. Opvallend is dat de (WOZ-)waardestijging in
de deelgemeenten op Zuid de afgelopen 10 jaar procentueel
ongeveer gelijke tred houdt met de ontwikkelingen voor heel
Rotterdam. Wel zijn er grote verschillen tussen wijken op
Zuid. Een bovengemiddelde waardestijging doet zich vooral
voor aan de randen van Zuid: Kop van Zuid, Noordereiland,
Zuidwijk en Oud IJsselmonde. De waardestijging in het middengebied
(de wijken van de Bijzondere Aanpak) op Zuid

is aanmerkelijk lager. Daarnaast ligt de gemiddelde WOZ-
waarde van woningen voor de zeven wijken in de Bijzondere
Aanpak op Zuid (het middengebied) met € 107.000 ongeveer
€ 55.000 onder het Rotterdams gemiddelde. Met name in
de Tarwewijk en in Carnisse ligt de gemiddelde WOZ-waarde
onder de € 100.000. Door de lage initiële WOZ-waarde blijft
de absolute WOZ-waardestijging van woningen in het middengebied
op Zuid (€ 68.000 in 10 jaar tijd) sterk achter bij
het Rotterdams gemiddelde (€ 105.000 in 10 jaar).

Fysieke barrières en beperkte mobiliteit

Verder is Zuid te kenschetsen als een ‘archipel’ van wijken,
gescheiden door fysieke barrières en met relatief weinig
mobiliteit tussen wijken. Dat leidt er toe dat goede initiatieven
op Zuid nauwelijks een olievlekwerking hebben. Ook de
positieve ontwikkelingen op de Kop van Zuid hebben een tot
dusver beperkte positieve invloed op aangrenzende wijken.

Een ander knelpunt binnen het fysieke domein betreft de beperkte
mobiliteitsmogelijkheden binnen Zuid. Dat geldt met
name voor het openbaar vervoer op de oost-westverbinding.

Wat zijn verbeterpunten
in de huidige inzet op
Zuid?

In de afgelopen jaren is veel tijd, inzet en geld gestoken in
het aanpakken van de problemen op Zuid. Met Pact op Zuid
hebben de gemeente Rotterdam en de woningcorporaties enkele
jaren geleden de handen ineen geslagen om op tal van
terreinen Zuid in de lift te helpen. Het aanwijzen als krachtof
Vogelaarwijken heeft ertoe geleid dat de situatie op Zuid
ook landelijk onder de aandacht kwam. Het Rijk investeert
ook veel middelen op Zuid.

Er zijn tal van voorbeelden van succesvolle initiatieven.
Zonder andere initiatieven tekort te doen, wijst het team bijvoorbeeld
op de integrale herstructurering van Katendrecht
en Pendrecht, de succesvolle herstructurering van delen
van buurten op Zuid met veel corporatiebezit, de bijzondere
maatschappelijke functie van Theater Zuidplein, de realisatie
van kluswoningen, de creative factory, de achterdevoordeuraanpak,
VVE 010 en de bredeschoolaanpak.

Het team is van mening dat Zuid er ongetwijfeld slechter
voor zou staan. zonder de inspanningen in de afgelopen
jaren. Tegelijkertijd geven de meeste geïnterviewden aan dat
– ondanks deze inspanningen en succesvolle initiatieven – de
situatie in het middengebied op Zuid de afgelopen 10-15 jaar
niet substantieel en structureel is verbeterd. Dat heeft in de
eerste plaats te maken met het feit dat vooral de omvang en
stapeling van de problematiek op Zuid ongekend is op de Nederlandse
schaal en daarmee zeer hardnekkig is. Daarnaast
wijzen betrokkenen op de volgende drie verbeterpunten:

•
Het belang van een gedeelde visie voor de ontwikkeling
van Zuid.
•
Het realiseren van voldoende doorzettingsmacht in de
wijken op Zuid.
•
Het betrekken van bewoners en ondernemers bij de
ontwikkeling op wijkniveau.
Het belang van een gedeelde visie voor de
ontwikkeling van Zuid

De problematiek op Zuid is omvangrijk en hardnekkig en het
is een zaak van lange adem, veel tijd en gerichte energie om
Zuid in de lift te krijgen. Het team deelt de mening van veel
betrokkenen dat er een omslag moet komen in de sectorale
aanpak, die een sterke oriëntatie heeft op het bereiken van
snelle resultaten. Er is niet genoeg samenhang en prioritering
te ontdekken in de veelheid aan initiatieven en projecten

die op Zuid worden uitgevoerd. Het oplossen van de problematiek
van Zuid begint met het maken van een gedeelde
visie voor de ontwikkeling van Zuid en een programmatische
meerjarenaanpak: een gedeelde stip op de horizon. De
bouwstenen voor de visie zijn aanwezig. Het gaat erom de
bouwstenen te verbinden tot een samenhangende visie, waar
partijen achter staan en die partijen bindt.

De gemeente Rotterdam en de samenwerkingspartners zijn
deze weg al ingeslagen en moeten het een krachtig vervolg
geven. Een gemeenschappelijk perspectief en een eenduidige
richting voor inzet van mensen en middelen is cruciaal.
Dat vermindert uiteindelijk de sturings- en coördinatielast
voor gemeente en partners.

Het realiseren van doorzettingsmacht in de wijken
op Zuid

Het belang en de meerwaarde van een gebiedsgerichte,
integrale benadering van de problemen in de wijken op Zuid
vinden steeds meer weerklank. Het inzicht is er dat een sectorale
aanpak van deelproblemen onvoldoende soelaas biedt
om de complexe problemen op Zuid het hoofd te bieden.

Het team constateert dat het gebiedsgericht werken in de wijken
op Zuid in de praktijk moeizaam verloopt. De ingewikkelde
bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen centrale stad
en deelgemeenten is een van de oorzaken. Daarnaast is in de
uitvoering van projecten een zekere mate van handelingsverlegenheid
zichtbaar. Het ontbreekt dikwijls aan iemand die in
een project of in een gebied voldoende gezag en de volmacht
heeft om handelend op te treden. Het team wijst op de noodzaak
om gebiedsmanagers een spilfunctie in de wijk te geven,
met bijbehorend mandaat en positie om integraal met partners
op wijk- en buurtniveau afspraken te kunnen maken en te
sturen op resultaten. De kwaliteiten van betrokken instanties
in een wijk kunnen daarmee beter worden benut.

Het betrekken van bewoners en ondernemers bij
de ontwikkeling op wijkniveau

Het team constateert dat de betrokkenheid van bewoners en
ondernemers bij het komen tot oplossingen voor de problemen
in wijken op Zuid moet worden verbeterd. Projecten
waar bewoners wel intensief bij zijn betrokken of waarbij bewoners
zelf het initiatief nemen (bijvoorbeeld op het gebied

van leefbaarheid in een wijk) hebben vaker een langdurig
positief effect en leiden tot versterking van sociale structuren
in een wijk. Goede voorbeelden daarvan zijn ‘De Zuiderlingen’
en de Pendrecht Universiteit. Het actief betrekken van
bewoners bij de ontwikkeling van de eigen wijk moet veel
meer gemeengoed worden.

Wat is nodig om
doorbraken te
realiseren?

Vooraf

In de zomer van 2010 heeft het team Deetman/Mans
tussentijdse bevindingen gepresenteerd aan de gemeente
Rotterdam. Het team constateert dat de gemeente
Rotterdam, naar aanleiding van deze terugkoppeling in de
afgelopen maanden zeer actief en voortvarend heeft ingezet
op de uitwerking van de Bijzondere Aanpak op Zuid. De
brede collegebetrokkenheid bij de opgaven op Zuid en het
benoemen van Zuid als een collegespeerpunt zijn daarvoor
toonaangevend.

Het advies van het team sluit aan op deze ontwikkelingen.
Met het advies wil het team vooral aangeven dat scherpte in
het maken van keuzes en het organiseren van doorzettingsmacht
nu van groot belang zijn om de beweging die is ingezet
met succes te vervolgen. Daarnaast is het advies bedoeld om
op de verschillende onderdelen concreet verdere afspraken
te maken met Rijk, woningcorporaties, onderwijsinstellingen,
bedrijfsleven, etc. Het team wijst in dat verband ook op een
aantal creatieve ideeën voor de inzet van instrumenten en
maatregelen (de zogenaamde ‘groslijst’) die gemeente en de
rijkspartners verder kunnen uitwerken.

Werk op korte termijn aan een gedeelde visie

Het is cruciaal dat de gemeente Rotterdam met rijks en lokale
partners op korte termijn de hoofdlijn voor de ontwikkeling van
Zuid voor de komende 20-30 jaar deelt en vastlegt. Deze visie is
gericht op langjarig commitment en geeft richting aan de inzet
van velen. Alleen door langjarige en intensieve inzet kan de
gewenste ontwikkeling voor het middengebied op Zuid worden
bereikt. Rotterdam kan dat niet alleen, hulp van lokale partners
en de Rijksoverheid is dringend noodzakelijk. Er moet een Nationaal
Programma ‘Kwaliteitssprong Zuid’ worden opgesteld
waar alle partijen, inclusief het Rijk, zich aan verbinden.

De gemeente Rotterdam staat aan het roer om te komen
tot dat gedeelde toekomstperspectief voor Zuid. Het opstellen
van een visie is essentieel en moet snel gebeuren. Er
is daadkracht nodig om in een paar weken tijd een kort en
krachtig programma op te stellen, dat concreet benoemt
wat het perspectief voor Zuid is en welke doelen met elkaar
moeten worden gerealiseerd. Het Nationaal Programma
‘Kwaliteitssprong Zuid’ dient partijen voor meerdere jaren te
binden. Het team formuleert in dit advies een aantal denkrichtingen
voor dit programma.

Durf nu keuzes te maken om doorbraken te
realiseren

Het team presenteert in dit advies acht concrete perspectieven
waarop doorbraken mogelijk zijn. Doorbraken wil niet
zeggen dat resultaten op korte termijn al zichtbaar zullen
zijn. Vasthoudendheid is absoluut nodig; het effect van de
inzet wordt waarschijnlijk pas over een aantal jaren duidelijk.

Acht perspectieven voor substantiële doorbraken

Het advies van team Deetman/Mans heeft betrekking op
drie pijlers: talentontwikkeling, economische versterking en
fysieke kwaliteitsverbetering. Evenwichtige inzet op deze drie
pijlers is nodig als fundament voor een stevige en stabiele
ontwikkeling van Zuid, Daarmee worden de voorwaarden
gecreëerd voor de noodzakelijke sociale stijging van Zuid.
Dat heeft een versterkend effect voor de positie van de stad
Rotterdam en de regio.

Het team wijst in dit verband op het advies van de VROMRaad3
van oktober 2006. De VROMRaad bepleit in dat advies
om de ambities van bewoners als vertrekpunt voor het stedelijke
vernieuwingsbeleid te kiezen. In de huidige stedelijke
vernieuwing domineren projecten van fysieke ‘upgrading’ van
vastgoed en initiatieven gericht op verbetering van leefbaarheid
en sociale cohesie. Met deze invulling hebben – aldus
de VROMRaad – bestuurders en beleidsmakers de wens van
bewoners om vooruit te komen (sociale stijging) te veel uit
het oog verloren.

Het belang van sociale stijging voor steden is groot. Dat is
niet alleen zo vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt, omdat
er een grote groep achterblijvers is in de stad, maar ook
vanuit economisch oogpunt: de economie heeft deze sociale
stijgers nodig. Een stad is pas succesvol als zij in staat is om
de sociale stijging te faciliteren en het deel van de sociale
stijgers met een stedelijke woonvoorkeur aan de stad te binden.
Het stimuleren van sociale stijging en het binden aan de
stad is een dynamisch en doorgaand proces dat met kleine
stapjes gaat. Hierop hebben de G4 in het kader van het beleid
voor de grote streden al eerder nadrukkelijk gewezen.

3 VROMRaad: Stad en stijging, sociale stijging als leidraad voor stedelijke
vernieuwing (oktober 2006)

Binnen de drie eerdergenoemde pijlers onderscheidt het
team acht prioriteiten om doorbraken te realiseren. Het team
legt daarbij specifiek de nadruk op investeringen in talentontwikkeling
en economische versterking. Fysieke kwaliteitsverbetering
is nodig om de sociale stijging die daaruit
voortkomt te faciliteren op Zuid.

A.
Talentontwikkeling
1.
Wegwerken taalachterstanden
2.
Ontwikkelen doorlopende leerlijnen
3.
Ontwikkelen ‘soft skills’ beroepsbevolking
B. Economische versterking
4.
Stimuleren bedrijvigheid in de wijk
5.
Concretiseren nieuwe economische dragers
C.
Fysieke kwaliteitsverbetering.
6.
Onderhouden basisniveau ‘schoon, heel en veilig’
7.
Verbeteren kwaliteit particulier woningbezit
8.
Herstructurering deel van de particuliere woningvoorraad
Het team is ervan overtuigd dat gebundelde en samenhangende
inzet van publieke en private partijen op deze prioriteiten
kan leiden tot de gewenste kwaliteitssprong voor Zuid.
Juist op de verbindingen tussen deze acht punten liggen
grote kansen om doorbraken te realiseren. Als goede – nog
te realiseren – voorbeelden noemt het team het gericht en
selectief slopen van woningen om ruimte te creëren in bepaalde
buurten voor de bouw van wijk- en vakscholen en het
faciliteren van ruimte voor daaraan verbonden bedrijvigheid.
Daarnaast wijst het team op afspraken tussen de gemeente
en Vestia voor gebiedsconcessies voor het ontwikkelen van
kindvoorzieningen op Zuid. Daarmee wordt een stevige
impuls gegeven aan de wijkontwikkeling in brede zin. Een
laatste voorbeeld betreft het verbinden van doelstellingen
in het kader van het Rotterdam Climate Initiative met het
verduurzamen van woningen op Zuid. Dat lokt nieuwe bedrijvigheid
uit op Zuid. Het voorstel4 van Eneco en het Wereldnatuurfonds
om een wijk als Charlois klimaatneutraal te maken
past daar prima bij. Juist deze kruisbestuivingen zorgen
ervoor dat het mes aan meerdere kanten snijdt. Verbindende
criteria dienen de komende jaren leidend te zijn in de ontwikkeling
van Zuid.

Artikel in De Volkskrant van 1 november 2010.

Pijler 1: Talentontwikkeling

Zuid kampt met een grote sociale problematiek. Op verschillende
manieren wordt gewerkt aan ondermeer het
verbeteren van de leefbaarheid in wijken, het oplossen van
problemen ‘achter de voordeur’, het bevorderen van sociale
binding en het verbeteren van ‘soft skills’ bij jongeren. Het
team onderstreept het belang van de inzet van bijvoorbeeld
de sociale teams, de GGD, het Centrum voor Jeugd en Gezin,
Bureau Frontline en de aanpak tegen voortijdig schoolverlaten.
Het team roept betrokken partijen op om zoveel mogelijk
de krachten te bundelen, gebruik te maken van elkaars
expertise en succesvolle initiatieven voort te zetten.

Het team Deetman/Mans ziet de echte doorbraak op sociaal
terrein in het benutten van de kwaliteiten van de jongeren op
Zuid. Elk kind heeft unieke kwaliteiten. Dat geldt ook voor
de jongeren op Zuid. Een belangrijke belemmering in het tot
ontwikkeling brengen van die kwaliteiten is het ontbreken
van voldoende kennis van de Nederlandse taal. De komende
decennia heeft Rotterdam het grote potentieel aan jongeren
dringend nodig voor de arbeidsmarkt. En andersom verdienen
de jongeren op Zuid het om een plek op de arbeidsmarkt
te vinden. Daarvoor is een passende aansluiting tussen
onderwijs en bedrijfsleven cruciaal. Het wegwerken van de
taalachterstanden en het zorgen voor doorlopende leerlijnen
zijn elementair om de jongeren op Zuid de gewenste kwaliteitssprong
te laten maken. De inspanningen die op deze terreinen
worden gepleegd, zijn op dit moment niet voldoende.
Daarnaast pleit het team voor investeren in het verbeteren
van de ‘soft skills’ van jongeren. Bij een aantal bedrijven in
de regio kwam dit naar voren als een belangrijke reden om
jongeren van Zuid af te wijzen.

Binnen de pijler talentontwikkeling ziet het team Deetman/
Mans drie kansrijke perspectieven voor doorbraken:

1.
Wegwerken taalachterstanden
2.
Ontwikkelen doorlopende leerlijnen
3.
Ontwikkelen ‘soft skills’ beroepsbevolking

Ad 1) Wegwerken taalachterstanden

•
Het is noodzakelijk dat de gemeente Rotterdam,
de scholen op Zuid en het ministerie van OC&W
afspraken maken over de uitwerking van de maatregel
uit het Regeerakkoord om “kinderen met een grote
taalachterstand met dwang en drang te laten deelnemen
aan vroeg- en voorschoolse educatie” en te investeren
in het verbeteren van de kwaliteit van de vroeg- en
voorschoolse educatie.
•
Het ministerie van OC&W en de Onderwijsinspectie
dienen het mogelijk te maken om het aantal uren
taalonderwijs op basisscholen op Zuid substantieel uit te
breiden en daarnaast serieus te overwegen of verlenging
van de onderwijsperiode op basisscholen mogelijk is. Het
ministerie, de gemeente en de schoolbesturen dienen
daarover bindende afspraken te maken.
•
Problemen met jeugd en jongeren dienen in een
vroegtijdig stadium te worden gesignaleerd, zodat
scholen, zorginstellingen en hulpverleners direct kunnen
reageren. Dit voorkomt dat een aantal probleemkinderen
de leerprestaties van een grotere groep kinderen negatief
beïnvloedt. Het team is van mening dat daarvoor een
sluitend kindvolgsysteem dient te worden opgezet.
Gegeven de voorgenomen inzet van het Kabinet is het
verstandig dit samen met het ministerie van OC&W uit
te werken. Het CJG heeft een belangrijke taak in de
coördinatie.
•
De betrokkenheid van ouders bij de ontwikkelingen op
school is zeer beperkt. Het is nodig dat besturen van
scholen op Zuid samen met de gemeente concrete
afspraken maken om de ouderbetrokkenheid structureel
te vergroten. Daarbij moet ook aandacht zijn voor
taalverwerving van ouders zelf en beroepsoriëntatie.
Ouders zijn (financieel) te prikkelen op de toekomst
van hun kind. Als ouders weten wat er met hun kind
op school gebeurt, kunnen zij het kind daar ook thuis
op aanspreken. Daarmee vermindert de kloof tussen
onderwijs en thuissituatie.
•
Het ministerie van OC&W, de gemeente Rotterdam en
de besturen van scholen op Zuid dienen gezamenlijk
afspraken te maken over versterking van de kwaliteit
en positie van leraren (uitwerking van het programma
‘Leerkracht van Nederland’).
Ad 2) Ontwikkelen doorlopende leerlijnen

•
De scholen op Zuid (basisscholen, voortgezet onderwijs,
VMBO- en MBO-instellingen) dienen de aansluiting
tussen de verschillende onderwijsvormen te verbeteren.
De inzet moet gericht zijn op het ontwikkelen van
doorlopende leerlijnen met als resultaat het structureel
verminderen van schooluitval en het behalen van een
startkwalificatie.
•
Het beroepsonderwijs moet zich veel meer richten
op aansluiting op de vraag uit de markt en die
vraag uit de markt ook veel zichtbaarder maken in
de opleidingen, met name in de beroepsrichtingen
techniek en zorg. De aansluiting op de vraag uit de
markt (startkwalificatie) en zichtbaarheid van beroepsmogelijkheden
(beroepsoriëntatie) zijn cruciaal
om nu en in de toekomst een betere match tussen
onderwijsaanbod en arbeidsvraag op Zuid te realiseren.
De gezichtsbepalende ondernemers op en rond Zuid
zijn aan zet om te schetsen wat de vraag is vanuit de
markt. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft aangegeven
in samenspraak met Deltalinqs een initiërende rol te
willen spelen in het uitwerken van een voorstel. Het team
juicht dit initiatief toe. Volgens het Havenbedrijf kan KMR
(Kennisinfrastructuur Mainport Rotterdam) hierin een
belangrijke rol vervullen. Het team verwacht verder van
de betreffende scholen een coöperatieve houding om
samen met het bedrijfsleven jongeren meer vraaggericht
op te leiden.
•
Het is van groot belang dat de gemeente Rotterdam
en het ministerie van OC&W en andere betrokken
rijkspartners structurele afspraken maken over
voortzetting van de vak-, wijk- en werkscholen en
plusvoorzieningen op Zuid.
Ad 3) Ontwikkelen ‘soft skills’ beroepsbevolking

•
Scholen in het voorgezet onderwijs dienen in de
opleidingen meer aandacht te besteden aan de
ontwikkeling van ‘soft skills’ van jongeren. Het gaat dan
om zaken als op tijd komen, doorzettingsvermogen,
netheid, omgangsvormen, luisteren, organiseren en
effectiviteit.
•
De gemeente Rotterdam moet meer inzetten op het
ontwikkelen van ‘soft skills’ bij uitkeringsgerechtigde
jongeren op Zuid.

Pijler 2: Economische versterking

Investeren in talentontwikkeling van kinderen en jongeren
is essentieel om hen perspectief te bieden op economische
zelfstandigheid en om zelfredzaamheid te kunnen ontwikkelen.
Een bloeiende en zichtbare lokale economie is een
belangrijke voorwaarde voor jongeren om te werken aan
perspectief op arbeid. Dit blijkt onder meer uit onderzoek van
Bureau Buiten5. Het onderzoek geeft tevens aan dat de economische
meerwaarde van lokaal ondernemerschap wellicht
beperkt is, maar dat het juist vanuit sociaal en ruimtelijk perspectief
een flinke bijdrage kan leveren aan een aantrekkelijk
leefklimaat. Het belang van de wijk als broedplaats voor
nieuw ondernemerschap mag niet worden onderschat. Op
Zuid heeft het team hier mooie voorbeelden van gezien. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de ‘creative factory’ en de initiatieven
in de Piekstraat en de Motorstraat. Er is alle aanleiding om
dergelijke ontwikkelingen voluit door te zetten en verder te
stimuleren. De aanwezigheid van het Ondernemershuis op
Zuid heeft al laten zien dat wordt ingespeeld op vragen en
behoeften van (startende) ondernemers.

Het eerder genoemde onderzoek waarschuwt voor te hoge
verwachtingen over de verbinding tussen de wijkeconomie en
de wijkarbeidsmarkt. De arbeidsmarkt werkt niet op dit beperkte
schaalniveau. Om het grote arbeidspotentieel op Zuid
perspectieven te bieden is daarom meer nodig. Het Rotterdam
Climate Initiative, de VIP-projecten en de aanwezigheid
van grote bedrijven in de regio, waaronder de Haven en de
Greenery, kunnen kansen bieden voor de jeugd op Zuid. Dit
is echter geen vanzelfsprekendheid en het moet nog maar
blijken of de intenties van nu leiden tot werk in de nabije
toekomst. Om over 10-20 jaar te kunnen spreken van succesvolle
ontwikkelingen waar de jongeren op Zuid van profiteren,
moeten nu keuzes gemaakt worden. Keuzes die laten zien
waar de toekomst van Zuid ligt en wat er voor nodig is om die
toekomstperspectieven werkelijkheid te laten worden.

Binnen de economische pijler ziet team Deetman/Mans twee
kansrijke perspectieven voor doorbraken:

1.
Stimuleren bedrijvigheid in de wijk.
2.
Concretiseren nieuwe economische dragers.
Bureau Buiten in samenwerking met de Radboud Universiteit,
Wijkeconomie: de kleine ondernemer aan het woord, Advies aan
NICIS-instituut, 9 juli 2009.

Ad 1) Stimuleren bedrijvigheid in de wijk

•
De gemeente Rotterdam moet op Zuid specifieke
locaties op Zuid aanwijzen die geschikt zijn om lokaal
ondernemerschap mogelijk te maken. Carnisse-punt,
de westelijke strook van Oud-Charlois en het Noordelijk
deel van de Eilandenbuurt zijn potentiële locaties waar
aansluiting op bestaande bedrijvigheid of voorzieningen
mogelijk is. Betrek daarbij de mogelijkheden om locaties
te ontwikkelen voor de combinatie wonen-werken.
•
Het Ondernemershuis Rotterdam-Zuid dient samen met
de gemeente, ondernemersverenigingen, de Kamer van
Koophandel en andere betrokkenen een wijkspecifieke
strategie te ontwikkelen om bedrijvigheid in de wijk te
stimuleren die aansluit bij de karakteristieken van de
wijk. Denk hierbij in het bijzonder aan aansluiting bij de
creative factory en het ambacht in de wijken op Zuid.
•
Het is belangrijk om de business cases waar Ik Zit
op Zuid (IZoZ) momenteel aan werkt – variërend van
een binnenstedelijke werkplaats, tot rolmodellen
in vakmanschap, kosmopolitisch ondernemen in de
Afrikaanderwijk en een leer-werk-park in Hart van Zuid
– met kracht door te ontwikkelen. Het team roept de
bedrijven in IZoZ op om op korte termijn aan te geven welke
condities leiden tot een snelle en succesvolle ontwikkeling.
•
Het team ziet een belangrijke impuls voor de
wijkeconomie op Zuid in het verbinden van initiatieven
rond het Rotterdam Climate Initiative met het
verduurzamen van woningen op Zuid. Dat levert
niet alleen een bijdrage op aan het realiseren van
de klimaatdoelstellingen van Rotterdam, maar kan
tevens zorgen voor een krachtige impuls aan zichtbare
wijkeconomie en werkgelegenheid op Zuid. De gemeente
Rotterdam, RCI, de woningcorporaties, Rijkspartners en
energiebedrijven (zie ook het initiatief van Eneco en WNF)
dienen gezamenlijk een businesscase te maken voor
het klimaatneutraal maken van bijvoorbeeld Charlois.
Daarbij dient een koppeling te worden gemaakt met de
opgave om het onderhoudsniveau van woningen op Zuid
te verbeteren (zie pijler 3).
•
Maak het voor (startende) ondernemers aantrekkelijk
om zich op Zuid te vestigen. De kansenzones dienen
te worden gecontinueerd. Verder roept het team
de gemeente en het ministerie van EL&I op om te
doordenken welke maatregelen voor Zuid kunnen worden
genomen om het vestigingsklimaat op Zuid (tijdelijk)
aantrekkelijker te maken.

17 17

•
Initiatieven van bijvoorbeeld Albert Heijn en de ROTEB
om samen met scholen op Zuid leerwerktrajecten te
ontwikkelen verdienen alle support. De gemeente moet
ook andere bedrijven op Zuid erop aanspreken om
dergelijke initiatieven op te zetten en over langere tijd
vast te houden.
Ad 2) Concretiseren nieuwe economische dragers

•
Het team ziet veel kansen voor Zuid in de ontwikkeling
van het unieke gebied Stadshavens. Op alle niveaus biedt
Stadshavens op termijn werkgelegenheid die passend kan
zijn voor de beroepsbevolking op Zuid. Bij de gemeente
en het bedrijfsleven ligt de taak om in de komende jaren
voortdurend samen met de onderwijsinstellingen op
Zuid op te trekken in het doordenken van opgaven en
het benutten van kansen. Met elkaar moeten afspraken
gemaakt worden over bijvoorbeeld minimum aantallen
leerwerkplaatsen en voorrang van vestiging van bedrijven
die gebruikmaken van werkgelegenheid op Zuid.
•
In de verkenning van de economische kansen voor
Zuid komen veelvuldig termen als ‘klimaatadaptatie’,
‘cleantech’, ‘midtech’ en ‘deltatechnologie’ voorbij.
Velen geven aan dat hier grote kansen liggen voor Zuid
in de ontwikkeling van een uniek economisch cluster.
Tegelijkertijd constateert het team dat nog onvoldoende
duidelijk is wat de begrippen precies inhouden en waar
Rotterdam nu precies op moet inzetten. Het team dringt
er bij de partners (het Havenbedrijf, het gerelateerde
bedrijfsleven, regionale kennisinstellingen als de TU
Delft, gemeente en Rijk) op aan om snel meer invulling te
geven aan de economische strategie voor Rotterdam voor
de komende 20-30 jaar. Het essay van professor Pieter
Tordoir kan hiervoor als uitgangspunt gebruikt worden.
De volgende vragen dienen in de uitwerking beantwoord
te worden: Wat worden de nieuwe economische dragers,
welke (havengerelateerde) clusters bieden economisch
veel perspectief? Wat is er voor nodig om deze clusters
tot volle bloei te laten komen? Wie staan hiervoor aan de
lat? Hoe kan de ontwikkeling van deze clusters worden
verbonden met de opgaven op Zuid?
•
Daarnaast is het van belang dat de gemeente Rotterdam
in kaart brengt hoe het investeringsklimaat in Rotterdam
kan worden versterkt. Daartoe dient Rotterdam in gesprek
te gaan met de grote bedrijven in de Rotterdamse regio.
De hernieuwde aandacht van het college van B&W voor
accountmanagement sluit daarop aan.
•
Het team vindt de overige VIP-projecten op Zuid
belangrijk; deze dienen met kracht te worden
doorgezet. Deze projecten hebben in potentie een grote
icoonwerking voor Zuid. Per VIP-project moet scherper in
beeld worden gebracht hoe het economisch rendement
zo groot mogelijk kan zijn voor Zuid. Daarnaast is
het essentieel om clustervorming van economische
bedrijvigheid rond de VIP-projecten te stimuleren.
Pijler 3: Fysieke kwaliteitsverbetering

In de woningmarktbijeenkomst met de belangrijkste betrokken
partijen op Zuid op 23 september 2010 heeft Rotterdam
de basis gelegd voor een agenda van fysieke maatregelen
voor de fysiek zwakste wijken op Zuid met veel particulier
bezit: Oud-Charlois, Tarwewijk en Carnisse. Het team onderschrijft
dat in die wijken de belangrijkste fysieke verbeteropgaven
voor Zuid liggen.

De fysieke verbeteropgave, ontwikkelrichtingen en fasering
zijn voor deze drie wijken op buurtniveau in kaart gebracht.
Er is onder andere onderscheid gemaakt naar gebieden met
(veel) ontwikkelpotentie en gebieden met weinig of geen ontwikkelpotentie.
In de wijken en buurten met ontwikkelpotentie
moet gericht geïnvesteerd worden om stijgers te kunnen
vasthouden. Dat kan door het bieden van een aantrekkelijker
en gedifferentieerder woningaanbod, kwalitatief goede
buitenruimte en hoogwaardige (onderwijs)voorzieningen (zie
ook het initiatief van Vestia en de gemeente). Voor die investeringen
wordt samenwerking gezocht met marktpartijen en
particuliere investeerders.

In gebieden in deze drie wijken met weinig ontwikkelpotentie
is herstructurering noodzakelijk. Daarbij wordt vooral gekeken
naar de slechte technische staat van woningen, mate van
eenvormigheid, de geringe woningomvang en stedenbouwkundige
beperkingen. Op basis daarvan is becijferd dat voor
ongeveer 4.000 particuliere woningen sloop binnen afzienbare
tijd noodzakelijk is. Dat is ongeveer 11% van de totale
kwetsbare particuliere woningvoorraad in Rotterdam. In
afwachting van (gefaseerde) herstructurering wordt ingezet
op intensief beheer.

De ambitie is om de herstructureringsopgave van 4.000
woningen voor de drie wijken in een periode van ongeveer
10 jaar uit te voeren. In de plaats van deze woningen worden

betere en grotere woningen teruggebouwd (verdunning) en
kan ruimte worden gegeven aan verbetering van het voorzieningenniveau
en economische ontwikkeling. De gemeente
Rotterdam heeft becijferd dat aan de herstructureringsopgave
van 4.000 woningen een financiële opgave hangt van
€ 400 miljoen in 10 jaar (€ 100.000 per woning). Het team
doet geen uitspraak over de juistheid van de financiële
omvang als zodanig, maar herkent deze bedragen uit andere
fysieke herstructureringsopgaven, zoals Parkstad Limburg.

Het team Deetman/Mans onderschrijft het belang van investeren
in wijken met potentie en de aanwezige herstructureringsopgave
van 4.000 woningen.

Het team wijst verder op het feit dat een structureel hoogwaardig
basisniveau van ‘schoon, heel en veilig’ voor heel
Zuid een noodzakelijke voorwaarde is voor verdere fysieke
ontwikkeling van Rotterdam-Zuid. Uit recent onderzoek
blijkt dat dit een significant dempend effect heeft op negatief
gedrag en omgekeerd, dat een vervuilde omgeving ook tot
ander normoverschrijdend gedrag leidt.6

Uit de probleemanalyse die is vastgesteld in het BO MIRT van
mei 2010 blijkt dat sprake is van knelpunten op het gebied
van betrouwbaarheid en bereikbaarheid in het OV-systeem
vooral van, naar en op Rotterdam-Zuid. Vrijwel alle verbindingen
zijn radiaal gericht op het centrum van Rotterdam.
Tangentverbindingen ontbreken en het aantal rivierkruisingen
is beperkt. De probleemanalyse geeft aan dat een aantal
geplande grote gebiedsontwikkelingen (binnenstad, Stadshavens
en Stadionpark) de druk op het OV-systeem na 2020
verder opvoeren.

Rijk en regio hebben in het BO MIRT het ruimtelijk en sociaaleconomisch
belang onderstreept van een kwaliteitsimpuls van
het OV op Zuid. Hierbij gaat het zowel om de wijken waarin
het perspectief op werk en inkomen het laagst is, als om de
(toekomstige) economische kerngebieden Stadshavens, Hart
van Zuid en Stadionpark. Investeren in betere tangentiale OV-
verbindingen op Zuid is volgens het team op termijn noodzakelijk
als randvoorwaarde om de liftfunctie op Zuid mogelijk
te maken. Het team wijst er op dat de fysieke ingrepen die
daarvoor op termijn nodig zijn, moeten worden verbonden
met de fysieke opgave rond bestaande woningen op Zuid.

Promotieonderzoek psycholoog Kees Keizer.

Binnen de fysieke pijler ziet het team Deetman/Mans de
volgende kansrijke perspectieven voor doorbraken:

1.
Onderhouden basisniveau van ‘schoon, heel en veilig’
2.
Verbeteren kwaliteit particulier woningbezit
3.
Herstructurering deel van de (particuliere) woningvoorraad
Ad 1) Onderhouden basisniveau van ‘schoon, heel en veilig’

•
Zet als gemeente in op een structureel hoogwaardig
basisniveau ‘schoon, heel en veilig’ voor de wijken op
Zuid. Differentieer zo nodig naar wijken.
•
Zorg als gemeente voor een consistente uitvoering en
handhaving op dat niveau.
•
De gemeente moet met bewoners afspraken maken over
hun bijdrage aan het op orde brengen en houden van
hun wijk. Ondersteun als gemeente initiatieven vanuit de
bewoners.
Ad 2) Verbeteren kwaliteit particulier woningbezit

•
Werk als gemeente Rotterdam actief samen
met welwillende huiseigenaren en particuliere
verhuurders om te investeren in verbetering van het
onderhoudsniveau van de woningen. Het huidige
ongedifferentieerde repressieve beleid leidt vooral tot een
verdere verslechtering van de situatie.
•
Zet nog steviger in op het bieden van
beheersarrangementen voor VVE’s in de fysiek zwakste
wijken op Zuid door VVE 010 en de adoptiecorporaties.
Het team verwacht veel van de zogenaamde ‘blokaanpak’
in de Mijnkintbuurt.
•
Het team adviseert de gemeente om samen met
Rijkspartners na te gaan welke financiële incentives
mogelijk zijn om verbetering van het onderhoudsniveau
van particuliere woningen te stimuleren. Het team
geeft als suggestie mee het onder strikte voorwaarden
inzetten van de overdrachtbelasting voor investeringen in
meerjarig onderhoud.
•
De gemeente dient het samenvoegen van kleine
wooneenheden aantrekkelijker te maken door het geven
van een vrijstelling van de woningontrekkingsvergunning.

Ad 3) Herstructurering deel van de (particuliere)
woningvoorraad

•
Voor de wijken Carnisse, Tarwewijk en Oud-Charlois is
de herstructureringsopgave in grote lijnen bekend. Het
team acht het noodzakelijk dat corporaties en gemeente
op korte termijn inventariseren wat de opgave is in de
andere wijken op Zuid. Dit is nodig om in gesprek te gaan
met private financiers over mogelijke investeringen op
Zuid.
•
Het team acht het daarnaast noodzakelijk om de
financiële middelen te vinden voor realisatie van de
eerder genoemde herstructureringsopgave van 4.000
particuliere woningen in de drie wijken Carnisse,
Tarwewijk en Oud Charlois. Daarvoor moeten volgens
het team afspraken worden gemaakt over het inzetten
van de heffingsbijdrage van de Rotterdamse corporaties
voor de fysieke opgaven op Zuid. Rijk, het Centraal Fonds
en de corporaties zijn aan zet. Het gaat om ongeveer
€ 40 miljoen per jaar vanaf 2015. In het verlengde daarvan
dienen voorstellen te worden gedaan om eerder dan
2015 aan de slag te kunnen gaan.
Bestuurlijk commitment

Bundeling van krachten

De opgaven om verbetering te krijgen op Zuid zijn omvangrijk
en complex en vragen om een gerichte en intensieve bundeling
van krachten en langjarig commitment van betrokken
partijen. Gerichte betrokkenheid en inzet van velen – lokaal,
regionaal en nationaal – is nodig om het tij te keren. Het
team Deetman/Mans vindt dat er een krachtige bestuurlijke
coalitie nodig is tussen Rijk, gemeente en een aantal lokale
partners die met visie en lef aan de slag gaat. Gezamenlijke
inzet, doorzettingsmacht, mandaat en gezag zijn daarin
sleutelwoorden.

Nationaal programma ‘Kwaliteitssprong Zuid’

Er ligt een brede verantwoordelijkheid voor de aanpak van
de opgaven op Zuid. Het team onderstreept dat het gaat om
een “zaak van nationaal belang7.“ Directe en brede betrokkenheid
vanuit het Rijk is essentieel; Rotterdam kan het niet
alleen. De omvang en complexiteit van de opgaven vraagt om
een Nationaal Programma ‘Kwaliteitssprong Zuid’, waarin de

Willem van Spijker en Pieter Tops, Radeloos en Redeloos Activisme;
de aanpak van grote steden problematiek (2010).

lijnen van dit advies samenkomen. Er ligt – naast een opgave
voor de lokale partijen – een rijksbrede opgave die ambtelijk
en bestuurlijk moet worden geborgd. Het team adviseert een
bestuurlijke stuurgroep in te stellen die jaarlijks tenminste
eenmaal bijeen komt. De stuurgroep bestaat uit het voltallige
College van Rotterdam en de meest betrokken bewindspersonen
bij het Rijk. De stuurgroep stuurt op de uitvoering van
het programma,

Organiseer krachtige uitvoering

Programmamanager met gezag en doorzettingsmacht

Een essentiële schakel in de uitvoering van de ‘Kwaliteitssprong
Zuid’ is het aanstellen van een programmamanager
die verantwoordelijk is voor het gehele programma en met
gezag en mandaat van de betrokken partijen het programma
in uitvoering brengt. Draagvlak voor de rol en positie van
de programmamanager is cruciaal. Een ‘zwaargewicht’ is
nodig om partijen te binden, op hun verantwoordelijkheden
te kunnen aanspreken, slagkracht te kunnen mobiliseren en
van gebaande paden af te wijken om doelen te realiseren.
Onorthodox en doelgericht.

Krachtige uitvoeringsteam met projectleiders en
gebiedsmanagers

Het team Deetman/Mans stelt voor onder de programmamanager
een aantal projectleiders verantwoordelijk te
maken voor de uitwerking en realisatie van specifieke programmaonderdelen.
Ook het programma Pact op Zuid kan
hierin worden ondergebracht. Daarnaast pleit het team voor
het aanstellen van gebiedsmanagers voor elk van de zeven
aandachtswijken in Zuid. Deze gebiedsmanagers werken
nauw samen met de projectleiders en de programmamanager
om de doelen uit het programma ‘Kwaliteitssprong Zuid’
te realiseren. Het is de taak van de gebiedsmanagers om de
doelen uit het programma te vertalen naar een meerjarige
aanpak per wijk/buurt. Betrokkenheid van deelgemeente,
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en bewoners in
krachtige uitvoeringsteams is daarin van essentieel belang.

Meerjarig en ontschot budget

Tot slot wijst het team op het belang van bundeling van middelen
van verschillende betrokken partijen. Het team spreekt
hier alle partijen indringend op aan. Geen projectfinanciering
voor een jaar, maar een ontschot programmabudget voor
meerdere jaren.

21 21

Tot slot

Het team Deetman/Mans ziet dat in de afgelopen maanden
een nieuwe beweging is ingezet om met meer gebundelde
inzet doorbraken te realiseren in de complexe opgaven op
Zuid. Dat is zeer positief, maar het is nog niet genoeg. Het
team vindt dat de schaal en de ernst van de opgaven vragen
om een nationaal programma voor Rotterdam-Zuid. Een
programma waar ook het Rijk zich intensief en op alle pijlers
van dit advies aan verbindt. Rotterdam kan het niet alleen
en moet het ook niet alleen willen doen. Stevige rijksbetrokkenheid
is onontbeerlijk om op Zuid resultaat te boeken. Het
team doet een dringend beroep op de rijkspartners om creatief
en oplossingsgericht met Rotterdam mee te denken en
mee te doen in het uitvoeren van het Nationaal Programma
‘Kwaliteitssprong Zuid’.

De gemeente Rotterdam, rijkspartners, woningcorporaties,
bedrijfsleven, scholen, bewoners en andere lokale partners

moeten de komende jaren gezamenlijk aan de slag. De tijd
van vrijblijvendheid is echt voorbij. Het werken vanuit concrete
doelstellingen, het sturen op resultaat en het elkaar
aanspreken op taken en verantwoordelijkheden is essentieel
om de kansen die Zuid te bieden heeft, waar te maken. Besef
en onderken met elkaar dat sprake zal zijn van een proces
van lange adem, handel als een betrouwbare partner, benut
elkaars kwaliteiten en blijf elkaar aanspreken op gemaakte
afspraken. Als partners er in slagen om alle ambitie en passie
– die het team Deetman/Mans in de afgelopen maanden
heeft gezien en gevoeld – voor lange tijd te bundelen en te
richten moet het lukken.

Het team sluit af met een recapitulatie van de belangrijkste
aanbevelingen en geeft aan van welke partijen initiatief wordt
verwacht om de aanbevelingen op te pakken.

Aanbevelingen pijler 1: talentontwikkeling
Werkwerken taalachterstanden Partij
•
Uitwerken maatregel vroeg- en voorschoolse educatie. OC&W
•
Substantieel uitbreiden uren taalonderwijs op basisscholen en
verlenging van de onderwijsperiode op basisscholen.
OC&W, onderwijsinspectie, schoolbesturen
•
Opzetten van een sluitend kindvolgsysteem. OC&W, CJG, scholen
•
Vergroten betrokkenheid ouders bij school. Schoolbesturen
•
Uitwerking van het programma ‘Leerkracht van Nederland’. OC&W, schoolbesturen
Ontwikkelen doorlopende leerlijnen
•
Verbeteren aansluiting tussen de verschillende onderwijsvormen, betere beroepsoriëntatie. Schoolbesturen, bedrijfsleven
•
Voorstel voor betere matching onderwijsaanbod en arbeidsvraag. Havenbedrijf Rotterdam, toonaangevende
ondernemers, schoolbesturen
•
Afspraken maken over voortzetting vak-, wijk- en werkscholen en plusvoorzieningen op Zuid. OC&W
Ontwikkelen ‘soft skills’ beroepsbevolking
•
Ontwikkelen ‘soft skills’ in opleidingen. Schoolbesturen
•
Ontwikkelen ‘soft skills’ uitkeringsgerechtigden. Gemeente Rotterdam

Aanbevelingen pijler 2: economie
Stimuleren bedrijvigheid in de wijk Partij
•
Aanwijzen specifieke locaties op Zuid die geschikt zijn om
lokaal ondernemerschap mogelijk te maken.
Gemeente Rotterdam
•
Ontwikkelen wijkspecifieke strategie stimuleren wijkeconomie. Ondernemershuis, ondernemersverenigingen,
Kamer van Koophandel
•
Versnellen ontwikkelen businesscases Ik Zit op Zuid. IZoZ, gemeente Rotterdam
•
Verbinden initiatieven RCI, impuls wijkeconomie en initiatief Eneco/WNF. Gemeente Rotterdam, Eneco, WNF
•
Continueren kansenzones en stimuleren vestigingsklimaat ondernemers op Zuid. EL&I, gemeente Rotterdam
•
Uitbreiden leerwerktrajecten op Zuid. Gemeente Rotterdam, grote ondernemers
op Zuid
Concretiseren nieuwe economische dragers
•
Uitwerken economische strategie Rotterdam voor komende 20-30 jaar. EL&I, gemeente Rotterdam, IZoZ, grote
ondernemers
•
In kaart brengen versterking investeringsklimaat bedrijfsleven. Gemeente Rotterdam, grote ondernemers
•
Doorzetten VIP-projecten en doorzetten kwaliteitsimpuls OV op Zuid. Rijkspartners, gemeente Rotterdam

Aanbevelingen pijler 3: Fysieke kwaliteitsverbetering
Onderhouden basisniveau van ‘schoon, heel en veilig’ Partij
•
Inzet op structureel hoogwaardig basisniveau ‘schoon, heel en veilig’ voor de wijken op Zuid. Gemeente Rotterdam
•
Consistente uitvoering en handhaving op dat niveau. Gemeente Rotterdam
•
Afspraken maken met bewoners over hun bijdrage aan het op orde brengen en
houden van hun wijk. Ondersteun als gemeente initiatieven vanuit de bewoners.
Gemeente Rotterdam
Verbeteren kwaliteit particulier woningbezit.
•
Samenwerken met welwillende huiseigenaren in investeren onderhoudsniveau woningen. Gemeente Rotterdam
•
Inzet op uitbreiding beheersarrangementen. Stimuleren blokaanpak. Gemeente Rotterdam, Corporaties
•
Inventarisatie financiële incentives onderhoud woningen. Financiën, BZK, gemeente Rotterdam,
Corporaties
•
Stimuleren samenvoegen woningen op Zuid. Gemeente Rotterdam
Herstructurering deel van de (particuliere) woningvoorraad
•
Op korte termijn inventariseren van de fysieke opgave in de andere
wijken op Zuid als basis voor mogelijke private investeringen.
Corporaties
•
Financiering herstructureringsopgave uit de heffingsbijdrage van 4.000 woningen
in de wijken Bloemhof, Hillesluis, Afrikaanderwijk, Feijenoord, Tarwewijk,
Carnisse en Oud-Charlois (het middengebied), met een nadruk op de particuliere
woningvoorraad in de wijken Carnisse, Tarwewijk, Oud-Charlois.
Centraal Fonds, Financiën, BZK, Corporaties,
gemeente Rotterdam

Kwaliteitssprong Zuid: ontwikkeling vanuit kracht.

Eindadvies van team Deetman/Mans over aanpak
Rotterdam-Zuid

Tekst
Team Deetman/Mans, Lysias Advies B.V.

Beeldmateriaal
Beeldbank Stadsontwikkeling,
Aeroview-Dick Sellenraad (omslag)

Ontwerp
Johan van den Tol, Dordrecht

Drukwerk
AVANT GPC, Werkendam

26