Geef prioriteit aan bestrijden verpaupering winkelgebieden

Datum: 17-09-2011

Eén goede winkel in verder kansloos gebied rendeert niet

schrijft de secretaris vestigingszaken bij Detailhandel Nederland in een artikel in het Financieel Dagblad van 17 september (is een poosje geleden, maar toch interessant als het over de winkels op Plein 1953 gaat)

Het kabinet wil ruimtelijke ordening delegeren aan gemeenten en provincies. Dat is vastgelegd in het regeerakkoord en de onlangs gepubliceerde Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte. Dit vraagt echter wel om enige overkoepelende coördinatie van de nationale overheid. Minister Schultz van Haegen maakt zich er te makkelijk van af wanneer zij het winkellocatiebeleid overlaat aan gemeenten en provincies, zonder enkele duidelijke spelregels af te spreken. Het aanbod winkelmeters is in Nederland de afgelopen tien jaar met 25% gegroeid naar ruim 30 miljoen m2. De bestedingen van consumenten in de winkels hebben geen gelijke tred gehouden met de groei van het aantal meters. Mede daardoor is de leegstand inmiddels verder opgelopen tot 6,2% (bron: Locatus). In sommige steden staat zelfs één op de vijf panden leeg.

Veel meer dan bij bijvoorbeeld kantoren is de winkelier afhankelijk van zijn locatie. Frans van Doorn en Koos Seerden schreven eerder dat gemeenten bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe winkelmeters geen economische motieven meer mogen gebruiken (FD 25 augustus). Gemeenten moeten dus nieuw beleid maken dat juridisch houdbaar is. Anders kan de winkelleegstand dezelfde vormen gaan aannemen als de kantorenleegstand. Eén goede winkel in een verder kansloos winkelgebied rendeert niet. Daarmee is leegstand en verpaupering van winkelgebieden veel desastreuzer dan bij bedrijventerreinen.

Het is verbazingwekkend dat minister Schultz van Haegen in haar structuurvisie nauwelijks aandacht besteedt aan de detailhandel (omzet € 83 mrd, 108.000 winkelpanden, 10% van de werkzame bevolking werkt in de detailhandel). Gemeenten en provincies worden verantwoordelijk voor winkellocatiebeleid. Het is echter volstrekt onduidelijk hóé gemeenten en provincies van plan zijn goed winkellocatiebeleid te voeren. Deze overheden missen de expertise en hebben er direct belang bij om juist méér winkelmeters te ontwikkelen omdat dat geld oplevert. Dit moet anders. De nieuwe structuurvisie kan hier uitkomst bieden. In de visie staat een ‘ladder’ met criteria voor duurzame verstedelijking: middels deze toetsing moet worden beschreven waarom er bijvoorbeeld nieuwe winkelmeters ontwikkeld moeten worden in plaats van een winkelgebied te renoveren. Deze ‘ladder’ is niet helder, laat gemeenten en provincies te vrij en zal in de praktijk geen invloed hebben. De ‘ladder’ moet veel duidelijker zijn, zodat gemeenten deze afweging daadwerkelijk zullen maken.

Ten tweede vindt de minister dat provincies een regierol moeten hebben bij ruimtelijke ordening van gemeenten. Provincies geven hier echter geen hoge prioriteit aan. Zeker grotere of ‘sterkere’ gemeenten laten zich in de praktijk nauwelijks vertellen wat ze binnen hun eigen gemeentegrenzen moeten doen. De winkeliers van Nederland willen graag weten hoe de minister en de provincies concreet invulling denken te gaan geven aan deze regierol. Als laatste: nog steeds worden nieuwe winkelmeters bijgebouwd. Enerzijds is dat goed: de detailhandel is een dynamische branche en moet kunnen vernieuwen.
Tegelijkertijd zijn er te veel winkelmeters zonder toekomst. Daarom moet er een systematiek komen die ervoor zorgt dat onrendabele winkelmeters worden opgeruimd om verpaupering van winkelgebieden en binnensteden tegen te gaan. Daar moet de prioriteit van de betrokken overheden liggen.

Bron: FD