Govert Rietveld neemt afscheid van zijn Pendrecht

“Wij Rietvelden”, zei Fredy Bal – Rietveld. Ze zijn geen familie, maar hebben wel veel gemeen. Allebei zijn ze een beetje verknocht geraakt met Pendrecht. Dat was duidelijk te merken op de afscheidsreceptie. Govert gaat niet stil in huis zitten. Hij heeft een zeilboot en gaat met zijn vrouw veel varen. Dat kwam in de toespraken dan ook veel naar voren. Er waren natuurlijk veel collega’s. Hij werd thuis opgehaald met een trike door collega Kees Trommel. Ze deden op die trike een rondje door Pendrecht en kwamen met veel geraas aan bij restaurant Meerzicht. Maar daar was ook een behoorlijke delegatie wijkbewoners, mensen van de deelgemeente en van de Nieuwe Unie en de buurtconciërges. Die niet onder stoelen of banken staken, dat ze zijn werk waardeerden. Waardering kreeg Govert ook van de deelgemeente. Lionel Martijn spelde hem een zilveren Karel de Stoutespeld op. Een speld, die bedoeld is voor vrijwilligers en vooral door bewonerts trots wordt gedragen. De deelgemeente maakte voor Govert Rietveld een uitzondering. Omdat het in dit geval om wel heel bijzondere politieman ging.
Bijzonder, ja. Want wie vraagt er nu speciaal bij zijn afscheid de Brassband als cadeau. De BOP betaalde dit presentje en Govert gaf de band ook nog een enveloppe met geld voor de instrumenten. Hij en zijn vrouw genoten van het kanppe ritmespel van Tiffany Jantji en haar PCB.
Bijzonder, ja. Want wie belooft er nu aan het Turks Huis dat ie volgend jaar bij Internationaal KinderFeest op 23 april 2005 weer van de partij is.
En bijzonder ja! Want wie neemt er afscheid met een gedicht uit een bundel van T. van Deel uit 1997 met het volgende gedicht van Toon Tellegen en zegt dan dat het niet over Pendrecht gaat, maar dat het er voor hem wel op slaat:

Ze kwamen elkaar tegen.
‘Ik ga deze kant op,’ zei de een.
‘En ik die kant,’ zei de ander.
De een ging de ene kant op,
de ander de andere kant.
Even later stonden ze stil, draaiden zich om
en riepen:
‘Ik ga toch maar jouw kant op!’

en weer kwamen ze elkaar tegen,
omhelsden elkaar in het voorbijgaan, haastig en
[hartstochtelijk,
en vervolgden hun weg-

want niemand had ze gezegd dat het regende
en dat de wegen onbegaanbaar waren,
dat ze moesten schuilen, ‘Schuilen!’
schuilen bij elkaar.

Govert besloot met de wens, dat er maar veel mensen in Pendrecht bij elkaar gaan schuilen. En zei, dat hij daar alle vertrouwen in had.