Indrukwekkende herdenking bij de Gevallen Ruiter

Voor de 68ste keer staan wij hier, daarmee opende Henk van der Pols de herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog bij het monument de Vallende Ruiter aan de rand van het Zuidplein.

Het was 4 mei 2013 en zaterdagavond.

De politieharmonie, een fanfarecorps en een koor zorgden voor de muziek. Eén van de leden van de politieharmonie blies de last post om het begin van de twee minuten stilte aan te geven.

Mw. Doornbos Oosthoek sprak twee gedichten uit. In het eerste werd het woord ‘Receptitus’ een nieuwe ziekte genoemd. De mensen in de kampen werden door de onderdrukker ontmenselijkt en kregen geen of heel slecht voedsel. Een manier om je dan op de been te houden was het verzinnen van allerlei heerlijke gerechten en doen alsof je er ook van gegeten had. Een indrukwekkend beeld. Dat beklemmend overkwam op de deelnemers aan de herdenking.

Er was een toespraak van wethouder Hugo de Jonge bij het monument van De Vallende Ruiter op 4 mei 2013.

Drie weken geleden waren we hier op Zuid bijeen om het Joods Kindermonument aan de Stieltjesstraat te onthullen. Het monument herdenkt de 686 Joodse kinderen die in de Tweede Wereldoorlog vanuit Rotterdam zijn weggevoerd. En niet zijn teruggekomen.
Een van de spreeksters was Deborah Maarsen. Ze vertelde dat ook zij – als peuter van twee jaar – vanuit Loods 24 aan de Stieltjesstraat werd gedeporteerd. Ze werd naar kamp Ravensbrück gestuurd. Anders dan haar 686 lotgenoten kwam zij wel terug. Maar het had niet veel gescheeld of ook haar naam had op het monument gestaan.
Deborah vertelde hoe de uitgehongerde kinderen van kamp Ravensbrück, op kerstavond 1944, moesten zingen voor de bewakers die uitgebreid zaten te eten. Na afloop overgoten de Duitsers de barak met olie en staken hem in brand. Geen enkel kind overleefde, behalve Deborah. Omdat haar moeder haar die avond had verstopt. Ze wilde niet dat haar dochter voor de Duitsers zou zingen.
Drie weken geleden sprak Deborah: “Wij zijn de laatste generatie die het nog over kan brengen. We kunnen er niet genoeg over vertellen.” Inderdaad, er zijn steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Ook bij deze herdenking, op de Linker Maasoever, zien we de groep mensen die de oorlog zelf heeft meegemaakt, ieder jaar weer kleiner worden.
De meeste kinderen – ook mijn eigen kinderen – hebben opa´s en oma´s die na de oorlog zijn geboren. Thuis, in de eigen familiekring, zullen ze de verhalen over de verschrikkingen van de oorlog steeds minder uit de eerste hand horen. Maar het verhaal moet wel verteld worden.

Daarom is het van belang dat het onderwijs veel aandacht besteedt aan de Tweede Wereldoorlog. In de afgelopen weken hebben Deborah en andere overlevenden hun verhaal op scholen in Rotterdam verteld. Niets is zo indrukwekkend als dat.
Daarom is het van belang dat er monumenten zijn, zoals de Vallende Ruiter, waar we nu staan. Als stille getuigen houden ze, te midden van de stadse chaos en drukte, de herinnering levend.
Daarom is het van belang dat we ieder jaar op 4 mei de slachtoffers herdenken: alle mannen en vrouwen, jongens en meisjes, familieleden en vrienden die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen.

Vanavond denken we in het bijzonder aan de twintig mannen die op 12 maart 1945 – net voor de bevrijding – hier vlakbij werden neergeschoten door een Duits vuurpeloton. Als vergelding voor twee aanslagen van het verzet.
We zijn nu voor het 68e jaar op rij bij elkaar voor de herdenking op de Linker Maasoever. Dit is een goede traditie. Die we moeten vasthouden. Ook al worden de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog steeds meer de herinneringen van een ander.

De 16-jarige Roos Reinartz heeft hier een mooi gedicht over geschreven waarmee ze de jaarlijkse dichtwedstrijd van het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft gewonnen. Zo meteen om 20.00 uur draagt ze het voor op De Dam.
Ze beschrijft in haar gedicht dat ze zelf geen oorlog heeft meegemaakt. Haar heftigste herinneren zijn die van een ander. Zoals het verhaal van haar oud-oom die onderduikers had in zijn schuurtje.

Haar gedicht heet ´Nachtelijke overdenkingen´:

4 mei, ik lig in bed maar kan niet slapen
Beelden flitsen door mijn hoofd
Foto’s die ik zag op tentoonstellingen
kransen onder monumenten,
een man tegen een muur, zijn ogen gesloten in gebed
het kamertje in mijn ooms schuur
de lucht zwaar van herinneringen

Zo’n klein kamertje
zo’n klein belangrijk kamertje
een kamertje dat levens heeft gered
Ik knip mijn nachtlampje aan en kijk om mij heen
mijn laptop, mijn volle kledingkast
ik schaam mij er opeens voor

Mijn heftigste herinneringen zijn die van
een ander

Dames en heren,

Nu steeds minder mensen het zelf hebben meegemaakt, is het aan ons om ´de herinnering van een ander´ door te geven.
Dat doen we door telkens weer het verhaal te vertellen over de verschrikkingen van de oorlog middels het onderwijs, onze monumenten en de jaarlijkse Dodenherdenking.
Dat doen we door telkens weer het verhaal te vertellen hoe wezenlijk vrijheid is en hoe wezenlijk het is om respect te hebben voor elkaar, ongeacht afkomst, geloof, politieke overtuiging of geaardheid.
En dat doen we door telkens weer het verhaal te vertellen wat een voorrecht het is om in een democratische rechtstaat te leven, met vrijheid van meningsuiting en met vrijheid van godsdienst.
Deze vrijheden mogen nooit meer ter discussie staan. Toen niet, nu niet en in de toekomst niet. We weten allemaal hoe kwetsbaar vrijheid is, en hoe belangrijk het is om daarvoor op te komen, telkens weer.

We herdenken vandaag al diegenen die de moed vonden om voor onze vrijheid te vechten. Dankzij hun moed leven wij vandaag in vrijheid en dankzij hun moed zijn onze heftigste herinneringen die van een ander. Laten we hun verhalen koesteren en levend houden.

Het tweede gedicht dat mevrouw Doornbos Oosthoek voorlas was dat van Anna Enquist. Zij werd kort na het einde van de oorlog geboren en schreef:

Een kind uit vijfenveertig

Mijn vader had twee levens. Een
kort en vlammend, zonder mij. En een
daarna. Mijn vrijheid was een plicht.

Ik speelde in een pasgeboren luwte;
wat ik voor vol aanzag was innerlijk
ontwricht. Verhalen gingen onvoorspelbaar

dicht en vragen ketsten terug. Ik zweeg.
Als ik aan tafel zat stond er een horde
hol van honger in mijn rug. Ik at.

Hij nam een boot. Geen vijand kan
op open water schuilen. Mijn vader
klemde in zijn vuisten schoot en roer.

Gevangen in een cel van hout dwong
hij de vrede af. Hij vocht met storm.
Opluchting dreigde als een tweede dood.

Mijn vader had twee levens: een
sloeg zijn brandmerk in het ander
en het ander joeg een schaduw over mij.

Ik ging aan land, ik, voel de wind
en in die schaduw ben ik vrij.

———————-
Uit: ‘Klaarlichte dag’, 1996.

Er werd een reeks kransen neergelegd voor het monument, waaronder eentje van Vitaal Pendrecht. Harry Kock en Cor Hofman namen de krans over van scouts die de bloementak in de stoet vanaf de bank naar het monument meegedragen hadden.

De kransen zijn nog enkele dagen te zien bij het monument als tastbare herinnering aan een bijzondere plechtigheid op Zuid.