Journalist in de wijk deel 3

Wessel Penning maakte zelf bijgaande foto van tandtechnieker Adrie Roomer op Plein 1953. Hij zag hem buiten werken aan een gebit. Zijn belangstelling was gewekt.

Maar eerst heel iets anders:

De punten en hakken wekken ontzag, maar het is een afgetrapt stel.
,,16 euro!” zegt het mannetje weer. ,,Hebben?”
Ik vraag m waar hij dit stel vandaan heeft.
,,Van een vriend. Maat 43.”
Ik had me vooraf veel voorgesteld van dit weekje Pendrecht. Maar ook in mijn stoutste dromen werden me op een sombere middag op de Slinge geen cowboylaarzen aangeboden.
,,Ik heb maat 46,” zeg ik.
,,Ze vallen groot,” zegt de handige handelaar en zet zijn koopwaar zo naast mijn eigen maatje 46, dat er weinig verschil lijkt.
De koop gaat niet door en weg is de man. Wapperend met een cowboylaars spreekt hij aan de overkant een jonge vrouw aan. De vrouw schrikt. Versnelt haar pas. Cowboylaarzenman snelwandelt de verte in, het tasje tegen het lichaam gedrukt.
Gehoorde grap: ‘Pendrecht is een sportieve wijk. Mensen slopen zo even achthonderd kilo koper van je dak. En overvallers komen gewoon op de fiets’. Even serieus: In de afgelopen weken vonden hier vijf straatroven plaats en ouderen durven s avonds de straat niet op. Het schijnt bij nacht soms te spoken rond hangjongeren in de Halsterenstraat. Maar over hangjongeren hebben ervaren Pendrechters ook een relativerende grap: ,,’s Nachts meer porno op de TV. Dan blijven ze vanzelf binnen.” Maar er zijn een paar nare straatjes, die in het donker niet lekker aanvoelen. Ik verwonder me ook over al die huizen waar de bewoners ook bij dag de gordijnen gesloten houden. Tegelijk ontmoet ik veel opgewekt volk. Zo iemand als Adrie Roomer van de Tandprothesische Praktijk aan het Plein 1953. Met de achterdeur uitnodigend open is hij met een stapel kunstgebitten in de weer. Terwijl hij de kantjes van een stapel gebitten afvijlt, verhaalt hij over de zaken. ,,Kerst is de drukste maand, dan willen de mensen er mooi uitzien. En voor de zomer willen de mensen nog een grote beurt.”
Adrie werkt nu achttien jaar in Pendrecht. Het is onveiliger geworden, maar hij weigert zijn humeur te verliezen. ,,Ik zwaai naar iedereen. Op een dag kwam een Marokkaanse man binnenlopen: ‘Waarom zwaai je naar mijn vrouw?’ vroeg hij. Ik zwaai niet alleen naar je vrouw. Ik zwaai naar jullie, heb ik gezegd. Nu zwaait die man ook.” En bij overlast spreekt hij de verdachten toe. ‘Zeg jongens’, zei hij tegen dat groepje hangjongeren. ‘Zoeken jullie eens uit wie achter die graffiti zit’. Adrie: ,,Nooit meer graffiti gehad. En bij ons is ook nog nooit een steen door de ruit gegaan. Bij anderen wel ja.”
Bij het afscheid zegt hij: ,,Je kan mopperen over deze tijd, maar je kan er ook het beste van maken.” En dan wendt hij zich weer tot zijn kunstgebitten, die binnen nu en twee weken stuk voor stuk in Rotterdamse monden zullen glijden.