Pendrecht zit in de lift, en worstelt… door WESSEL PENNING
Is de laatste editie PENSION PENDRECHT.
Een week lang woonde verslaggever Wessel Penning in Pendrecht. Hij sprak tientallen mensen en probeerde vat te krijgen op het buurtgevoel en wilde antwoord op die ene vraag: Hoe is het leven in Pendrecht? Dit is zijn laatste stuk.
Toffe kerel, die agent. Een ‘stille’, een politieman in burger. Ik loop hem op een middag bij toeval tegen het lijf in het winkelcentrum Plein 53.
Hij pakt me met zijn betoog over de onveilige Ossenissebuurt in Pendrecht. „Een oorlogsgebied,” noemt hij het. De vijand – de crimineel – moet keihard worden bestreden, vindt hij. Dus wil hij om te beginnen af van de duisternis en de bosschages. „Ik wil lampen: een lichtzee. Ik wil gezichtsveld. Mijn ideaal is een wijk vol bonsaiboompjes,” grapt de stille.
Even verderop, bij de bewonersvereniging, reageert bewoonster Bien Hofmann als door een wesp gestoken. „Bonsaiboompjes? Laat ‘ie die lekker in zijn eigen tuin zetten.”
Zo, de toon is gezet.
Over Pendrecht zijn in Pendrecht twee meningen gangbaar. Een. Het door de stille agent en de lokale stadsmarinier beeld van armoede, onleefbaarheid en criminaliteit, die, als ware het oorlog, met harde hand moeten worden bestreden. Twee. De bewonersvisie over een lekker groene wijk waar het ondanks alle problemen best goed toeven is en waar mensen voor geen goud uit weg willen.
Mijn mening?
Pendrecht zit in de lift. Na een week durf ik dat zo hard te stellen. Renovatie, sloop en de daaropvolgende nieuwbouw hebben frisheid, de hoop in de wijk gebracht. En een hoop levensgenieters – de nieuwe bewoners.
De tientallen bewoners die ik sprak – de mondige types van de bewonersvereniging én de rollator-oudjes op straat – zeggen in grote lijnen hetzelfde. Ze willen hier niet weg. Ze wonen er twintig, dertig, veertig, soms vijftig jaar en willen zich niet laten wegjagen. Nee, zeiden ze. Veilig is het niet altijd in Pendrecht. Maar waar eigenlijk tegenwoordig nog wel?
Zo ontmoette ik op een dag een vrouw uit de zeer treurige Ossenissebuurt, die haar beklag had gedaan bij een asociale buurman die hele broden over zijn balkon kieperde. De man had haar gezegd dat ze oprotten moest. „Maar mij krijgen ze niet weg,” zei ze vastbesloten. „Ik woon hier al 35 jaar.”
Dat is de hoopgevende kant van het verhaal.
Want Pendrecht worstelt. Wandel door winkelcentrum Plein 53 en zie hoe de weinige nog actieve middenstanders door het gebrek aan koopkracht in de wijk nauwelijks overeind kunnen blijven. Of wandel door de sloopwijk rond de Ossenissestraat en een mens begrijpt dat er agenten zijn die dit een oorlogsgebied noemen, waar iedere dwarse geest moet worden opgepakt of weggepest en waar elke samenscholing moet worden bestreden.
Wie in de sloopbuurten rondloopt, is niet op zijn gemak. Wie dan ook de geschiedenis van dit stukje wijk kent – de straatroven, de groepsverkrachtingen en de gevallen van intimidatie door Antilliaanse en Dominicaanse jongeren – kijkt een keertje extra over zijn schouder. Die begrijpt op zijn minst dat sommige agenten hier keihard willen optreden. Hoewel dichtgetimmerd met kilometers staalplaat, zijn deze sloopflats met hun duistere kelders een ideaal broeinest voor criminaliteit.
De verantwoordelijke stadsmarinier Gerard Spierings gelooft in de harde aanpak. „Ik wil geen herhaling van wat we hier hebben meegemaakt en ben dus blij dat de politie hier repressief in zit. Dit is niets meer voor hulpverleners. Dit is een taak voor de politie. Dit is overlast en criminaliteit.”
Bewoonster Bien Hofman – zeg maar de An Verdoold van Pendrecht – wenst dat beeld te nuanceren. „De politie heeft weleens gezegd dat 200 jongeren hier dwarsliggen. Toen dat werd uitgezocht, bleken het er maar twintig te zijn. Ik ken ze allemaal. Heb ze allemaal in de kinderwagen zien liggen. En mijn ervaring is dat meestal de meelopers worden aangehouden, niet de echte criminelen.”
Zoals Bien klagen vele bewoners over de reputatie van Pendrecht. Te vaak, zeggen ze, schrijven media over de ellende. En ze worden een beetje moe van de studenten, die oorlogsgebied Pendrecht komen beschouwen en dan steeds teleurgesteld constateren dat er niet zoveel gebeurt.
Bewoners vertelden me graag en vaak over de mooie kanten van de wijk. Over de kilometerslange strook voetbalvelden langs de Oldegaarde, over Café Goof Meijer waar de legendarische biljarter Raymond Ceulemans regelmatig de keu beroert.
Over knettergekke, ongevaarlijke bewoners, in Biens taal ‘vreemde piepersnijders’. Die vrouw die uit haar dak ging toen haar wanstaltige optreden tijdens het buurt-songfestival met een mager vijfje werd bekroond. De vrouw die iedereen groet met een scheldpartij beantwoordt en zo in de wijk een soort van cult-held is geworden.
Een weekje Pendrecht ja, ’t was wat hoor.
Ik ga hier weg met hoop in het hart. Zou hier nooit willen wonen. Te saai, zo’n slaapwijk. Maar wie van zulke wijken houdt, kan hier zo heen. Is het niet nu, dan wel over een paar jaar. Met dank aan de inzet van de politie en de bewoners.
Volgende week is verslaggever Thaloen Verweij bewoner van het Oude Noorden. Maandag leest u de eerste aflevering vanuit Pension Oude Noorden.