Rotterdam-Zuid kent vele pareltjes

In Het Vervolg van de Volkskrant van zaterdag 1 oktober 2011 schreef Olaf Tempelman zijn indruk van Rotterdam Zuid. Een schrikbeeld waar de afgelopen week vele Zuiderlingen zich over opwonden. Ed Goverde schreef de Volkskrant een ingezonden brief.
Rotterdam-Zuid kent vele pareltjes

ED GOVERDE − 08/10/11, 00:00

Hoe diep analyseert een verslaggever van een kwaliteitskrant de feiten voordat hij een beeld neerzet dat zou moeten overeenkomen met de werkelijkheid? Behoorlijk oppervlakkig, zo luidt de conclusie na het lezen van de bijdrage van Olaf Tempelman in Het Vervolg van 1 oktober.

Ten eerste zit hij er op geschiedkundig vlak op ridicule wijze naast. Zo schrijft hij dat er ’tot het midden van de 20ste eeuw alleen een pont naar de zuidoever’ was. De Willemsbrug is van 1878. De aanleg van de Maastunnel is voltooid in 1942. En een tastbare herinnering aan de spoorverbinding tussen Noord en Zuid is nog altijd de Hefbrug, de oudste delen van deze brug dateren eveneens van 1878.

In het Volkskrant-artikel zet de journalist een karikatuur neer van het stadsdeel Zuid; als een lang achtergebleven gebied, wat één grote poel van ellende zou zijn waarin een halve stad verzuipt. Dat wordt verder aangedikt door de kop boven het artikel, die op geen enkele wijze de mening verwoordt van de bewoners die hij in zijn artikel aan het woord laat. Zonder uitzondering stellen deze respondenten feitelijk dat Zuid een stadsdeel is waar weliswaar problemen zijn, maar waar nog veel aan te doen valt. Geen van allen bevestigen de bewering dat ’40 procent weg wil’.

De verslaggever heeft behoorlijk willekeurig in feiten en cijfers ‘gewinkeld’ en maakt op deze manier de lezers wijs dat men hiermee het Rotterdamse stadsdeel volledig in beeld heeft. Het feit alleen al dat hij het steeds over Zuid als ‘een wijk’ en ‘een buurt’ heeft, behoeft correctie.

Rotterdam-Zuid is meer dan eenderde van de gehele stad, met 22 van de zogenoemde 64 CBS-wijken. Met 200 duizend inwoners is dit Rotterdamse deel net zo groot als een stad als Groningen of Eindhoven. Net als in deze vergelijkbare steden gaat het in een fors deel van de Rotterdamse 22 wijken ‘normaal’; wat betekent dat deze wijken in ontwikkeling niet verschillen van de andere doorsnee stadswijken.

Laten we ze stuk voor stuk eens echt onder de loep nemen. Katendrecht en Kop van Zuid zijn de booming locaties van Rotterdam. Ook de hoger opgeleide Rotterdammers hebben de sprong over de rivier hiernaartoe in groten getale gemaakt. Noordereiland en Vreewijk zijn nog altijd pareltjes van klassieke woonwijken uit het begin van de 20ste eeuw, waar mensen lang op de lijst willen staan voor een huis. Jaren vijftig/zestig-wijken zoals Zuidwijk, Pendrecht, Lombardijen en Groot-IJsselmonde, hebben de afgelopen jaren een forse vernieuwingsslag achter de rug of zitten daar nog middenin. Hier zijn duizenden matige portiekwoningen, waaraan de woningmarkt nauwelijks nog behoefte had, intussen vervangen door een variëteit aan woningtypen waar grote groepen ‘nieuwe’ Rotterdammers vanuit de oudere wijken zich graag blijken te vestigen. En middenin Zuid ligt bovendien het prachtig gerenoveerde Zuiderpark, het grootste stadspark van Nederland, waar ‘half Zuid’ op mooie dagen graag vertier zoekt. Het is niet alleen een park, er zijn ook nog vele sport- en recreatievoorzieningen gehuisvest, die óók bijdragen aan het goed functioneren van dit stadsdeel.

Wat blijft dan over, wat maakt de opgave Rotterdam-Zuid dan toch zwaar? Het gaat om de kern van ‘Oud Zuid’, dit zijn zeven eind-19de- eeuwse stadswijken. Hier concentreert het slechtste woningbezit zich. Er wonen 75 duizend mensen, waarvan velen worstelen met complexe problemen. Te lage opleiding, te veel schooluitval en vooral te weinig aansluiting van deze mensen op de feitelijke kansen die de directe omgeving biedt. Het is vooral déze sociaal-economische slag die moet worden gemaakt.

En iedereen ziet de kansen en mogelijkheden hiertoe: eenderde van deze bevolking is jonger dan 23 jaar, het zijn bewoners van velerlei komaf, maar als inmiddels derde en vierde generatie beschouwen zij zich als ‘volbloed Rotterdammer’ en zij willen af van het stigma ‘allochtoon’. Rotterdam-Zuid heeft goud in handen waar het gaat om het vinden van de noodzakelijke nieuwe arbeidskrachten in de zorg, de techniek en het havenindustrieel complex in de komende jaren.

Dat voor het benutten van deze kansen een forse inspanning nodig is, dát hebben partijen uit onderwijs, bedrijfsleven, zorg en overheid met elkaar beseft en daadkrachtig vastgelegd in een nationaal programma. Evident is dat tegelijkertijd extra stappen moeten worden gezet voor het fysiek opknappen van deze zeven oude wijken. Slecht onderhouden particulier bezit en wangedrag van huisjesmelkers spelen ons nog steeds te veel parten in de zeven focuswijken. Tegelijkertijd kennen ook deze wijken hun pareltjes. Het zou de verslaggever sieren indien hij echt eens ‘dieper in Zuid’ zou afdalen dan slechts tot aan de kop van de Dordtselaan. Ik nodig hem daartoe uit. De vele vitale kernen van bewoners in Carnisse, Oud-Charlois, Pendrecht en andere wijken zouden hem bevestigen dat Zuid meer is dan louter kommer en kwel. Zijn bewering dat ‘dit stuk stad nooit wortels en cement had’ is volledig uit de lucht gegrepen.

Ed Goverde, voorzitter deelgemeente Rotterdam Charlois