Theun Huisman’s terugblik op zijn Kruiningenstraat

Zijn hele familie was er, op zijn moeder na dan. Zijn vader van 88 keek trots toe, toen zijn zoon het verzamelde gezelschap toespraak. Er bezweek voordat ie begon nog een bank met veel geraas. Elly Lemson en haar moeder belanden letterlijk op de straat, waar het allemaal om ging. Eenmaal overeind geholpen en nadat geconstateerd was, dat er behoudens de bank niks kapot was, sprak Theun Huisman zijn speech uit.
“Vroeger was ie niet zo driest”, aldus zijn vader en zelf bevestigt Theun Huisman dat ie eigenlijk een verlegen jongetje was. Verlegen? Hoe zou het dan toch komen dat zijn vroegere buurmeisje Elly toen ze zijn foto langs zagen komen op het scherm spontaan zei: ‘Dat is Theuntje!’
Hij is hartstikke goed opgedroogd en is er van verlegenheid weinig te merken. Lees zijn verhaal maar:

Op 1 september 1958 verhuisde ik samen met mijn ouders, mijn broer en mijn twee zussen vanuit de Bos en Lommer in Amsterdam naar de Kruiningenstraat in Rotterdam-Pendrecht. We waren de eerste bewoners van nummer 74. Die verhuizing is mijn allereerste herinnering. Ik was nog net geen drie jaar en de jongste van de familie. Ik herinner mij een verhuiswagen met een donkerrode motorkap, een Kruiningenstraat die nog niet bestraat was en een verband om mijn hand of voet, omdat ik op de ochtend van de verhuizing van de trap was gevallen.
Hier begon dus mijn bewuste leven, in de Kruiningenstraat in Pendrecht.
Als je een jaar of twee geleden zou zeggen dat je van de Bos en Lommer naar Pendrecht ging verhuizen, zouden de mensen denken “van de regen in de drup”, van de ene Vogelaar- of achterstandswijk naar de andere.
In 1958 verhuisden we echter van een leuke en mooie wijk in Amsterdam naar een nog mooiere wijk in Rotterdam. Van een wat kleiner naar een veel groter huis, van een eenvoudiger naar een luxer huis met douche en lavet. Mijn ouders wonen trouwens nog steeds in Pendrecht en hebben het er –Vogelaarwijk of niet- nog steeds naar hun zin
Pendrecht was in 1958 nog een soort dorp; een dorp dat bewoond werd door ambtenaren, geschoolde havenarbeiders en geschoold kantoorpersoneel. Alles wat je voor je dagelijks onderhoud nodig had, kon je kopen op de Ossenisseweg of werd dagelijks in de hal bezorgd door de melkboer en de bakker. De schillenboer kwam wekelijks de aardappelschillen ophalen en de olieboer bezorgde wekelijks de wasmiddelen en de zeep. Pendrecht had toen ook nog een echte Dorpslaan die zo’n beetje van het huidige Plein 1953 naar de Charloise Lagedijk voerde met daaraan kleine boerderijtjes en huizen, waarvan één was omgebouwd tot kleuterschool.
In de winter sneeuwde het nog; er kwam echte rook uit de schoorstenen; voor de wijkagent pruimpie de ballenjatter waren we bang en tandarts Kramer boorde gaten in je gebit dat het een lieve lust was.
Je kinderwereld voerde je niet veel verder dan je eigen portiek met de haast dagelijks bij elkaar koffiedrinkende buurvrouwen, het grasveldje achter, de naastliggende portiek en de portieken tegenover. Daar woonden dan ook je vriendjes en vriendinnetjes. De rest was te ver weg. De reis naar de kleuterschool vond je toen al een mijl op zeven. De lagere school aan de Kerkwervesingel was helemaal een eind weg. Voor zover je al iets zag van de grote wereld dan was dat in zwart wit via de enkele tv die de straat rijk was.
Kinderen werden toen nog regelmatig aangereden door auto’s, omdat ze daar helemaal niet op bedacht waren. Haast niemand had een auto. De parkeerplaatsen in de Kruiningenstraat stonden in het begin vrijwel leeg. Het begrip mobiliteit kenden we dan ook niet; we waren tevreden in ons kleine wereldje. We waren tevreden in en met de Kruiningenstraat. Voor het kopen van kleren gingen we naar de C&A en de V&D aan de Pleinweg. In uitzonderlijke gevallen gingen we met bus 58 naar “de stad”, zoals dat heette.
Een halve eeuw later ziet de wereld er inmiddels heel anders uit. Je vriendjes en vriendinnetjes zijn ineens van middelbare leeftijd en weten met hun beperkte computerkennis toch nog een Kruiningenstraat-hyves op te richten, waarin ze hun nostalgische herinneringen aan die straat met elkaar kunnen delen. Namens de inmiddels 95 leden heb ik een verzoek gedaan bij de Nieuwe Unie om nog één maal te mogen kijken in een woning voordat de boel gesloopt werd. Was die gang nou echt zo lang, waren die slaapkamers nou echt zo groot dat we er met z’n 3-en in sliepen?
Op ons verzoek wordt enthousiast gereageerd door –inmiddels- Woonstad en zie hier het grandioze resultaat! Woonstad heeft er een heus afscheid van gemaakt, waarvoor met name dank aan Joop Stobbe en Sophia van Bodegom.
Nu mijn wereld veel groter is geworden moet ik constateren dat het huis aan de Kruiningenstraat veel kleiner is geworden en dat ik me moeilijk kan voorstellen dat we daar met z’n zessen in hebben gewoond zonder dat dat tot bijzondere strubbelingen leidde.
Ik moet ook constateren dat deze straat voor mij en andere oud-bewoners altijd al als een “tuin op het zuiden” is geweest: zonnig, warm en licht. Ik hoop dan ook dat in de nieuwe opzet de naam Kruiningenstraat gehandhaafd blijft, omdat die naam garant staat voor een aangename en prettige woonomgeving, maar ook om oud-bewoners een plek te geven voor hun herinneringen.

Theun Huisman

Ja, Theun, hoe dan ook die straatnaam blijft. Al was het alleen maar voor de eengezinswoningen boven de Sliedrechtstraat en de woningen aan de zuidkant van de Ossenisseweg. En er is altijd nog een dagburgemeester, die de straatnaamgeving nauwlettend in de gaten houdt. Komen er voorstellen, die niet passen in de buurt, omdat de overige straten verwijzen naar een andere plek in de door de ramp van 1953 getroffen dorpen, dan grijpt hij meteen in en stelt passender namen voor.