Journalist in de wijk deel 4

“Mét kind loop je hier net een stapje harder”, luidt de kop van het artikel van donderdag.

Wessel maakte een mooie foto van de familie Kamp op de sofa in de voormalige pastorie, waar de familie Polhuis ook een driezitsbank hadden staan.

Is het goed leven in Rotterdam? Is het veilig? Gezellig? Saai? En wat doen bewoners zelf om het buurtleven wat leuker te maken? Verslaggevers van deze krant zijn de komende weken wijkbewoner en gaan op zoek naar het buurtgevoel. Deze week: Wessel Penning in Pension Pendrecht.
Rocco heet hij. Mijn zoon. Veertien maanden oud is hij en niets is mij dierbaarder. Op deze woensdag neem ik hem mee naar Pendrecht. “Moet dat echt?” vraagt zijn bezorgde moeder.
Ja, dat moet.
Een kind in Pendrecht. Hoe is dat? Maandag schreef ik dat ik het stil vond in de wijk. Dat ik het leven miste, de spelende kinderen vooral. Niet zo gek, beet een buurtmoeder me die dag nog toe. “De meeste kinderen spelen binnen. Gewoon thuis, in het wijkgebouw of bij een van de andere clubs in de buurt.”

Een van die clubs is Sonshine, gelegen in en om een kerk aan de Sliedrechtstraat. In de wijk gonst het over Sonshine, dat reeds een mythische status heeft. Het is het verhaal over twee jonge, idealistische Limburgers die naar Rotterdam verhuizen om de jongste jeugd uit Pendrecht uit het slop te halen en in een paar maanden tijd een honderdtal kinderen aan zich bonden.
Limburgers? Een honderdtal kinderen? Daar moeten we heen. Dus daar gaan we. Rocco in de stoere felrode buggy, vaderlief erachter. Hij tevreden na een halve ciabatta pindakaas, ik smachtend naar koffie. Hij zingend, ik op mijn hoede.

Pendrecht mét kind is anders. Mét kind spreek je de junk niet aan, die je gisteren een stel afgetrapte cowboylaarzen probeerde te verkopen en nu op dezelfde plek bij het postkantoor weer staat te posten. Mét kind loop je net een stapje harder door de lugubere sloopstraten in de Ossenissebuurt. Mét kind ben je opeens geërgerd over de pislucht in de lift en over de rotzooi, waaronder twee vogelkooien en twee winkelwagentjes, voor de flat.
Maar dan kom je bij Sonshine en dan beland je in een kinderparadijs, zo is me beloofd.
Dat valt dus ietsje tegen voor Rocco. Sonshine is vooralsnog alleen op dinsdag- en donderdagmiddag de speeltuin van de Pendrechtse jeugd tot 12 jaar. Maar in het woonhuis van Patricia en Paul Kamp en hun drie kinderen is het ook een dolle kinderboel. En zo kan papa rustig praten met twee redders van Pendrecht.
Idealisten zijn het. Gelovigen ook. Evangelisatie is hun drijfveer niet, maar ze willen wel ‘graag het geloof delen met de kinderen’. Sonshine draait op donaties. Hun doelen zijn er niet minder om: de kinderen uit de wijk, vooral van Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse, Irakese en Somalische afkomst, een fijne jeugd geven. Soms vallen hun de schellen van de ogen.
Patricia: “De problemen zitten hier vooral achter de voordeur. De eenoudergezinnen zonder vader, waardoor de moeders te veel op hun bord krijgen. Je ziet gewoon in de ogen van sommige kinderen dat het niet goed zit. Maak je ze hier mee, zijn ze om op te vreten. Maar dan hoor je later zo’n moeder tegen ze te keer gaan. Je kan het haar niet kwalijk nemen, ze weet niet hoe het moet. Maar toch…”

Een uur later lopen we weer buiten. Vader overdenkt het gesprek met de Kampen. Hun zorgen over de Pendrechtse kinderen, hun rotsvaste geloof in een god, hun idealistische vastbeslotenheid om deze wijk vooruit te helpen. En Rocco? Die slaapt als een prins. Die heeft een heerlijk dagje Pendrecht gehad.